HISTORISCHE VERENIGING ARKEL EN RIETVELD
ARKEL VERHALEN
OPKOMST EN ONDERGANG VAN HET GESLACHT VAN ARKEL.	  Arkel is een heel oude nederzetting. Volgens de overlevering zou een medewerker van Bonifacitius, Swibertus genaamd, in 641 hier al een houten kerkje hebben gebouwd. Enig bewijs hiervoor is tot nu toe nooit gevonden, maar gezien de bouwactiviteiten van genoemde zendeling hier in de omgeving zou het best wel eens waar kunnen zijn. Feit is dat de naam “Arkel”  in 983 voor het eerst in een acte opduikt. Het boven water brengen van deze acte is in 1983 de aanleiding geweest van onze 5 jaarlijkse feesten.  Wie terugkijkt in de oude historie van ons dorp komt onvermijdelijk in aanraking met het roemruchte geslacht van de Heeren van Arkel. Een geslacht dat met vele legendes en mythen omgeven is, waar veel van bekend is en tegelijkertijd weer zo weinig. We kennen allen denk ik de prachtige legende van de komst van de eerste heer van Arkel in ons dorp. Het verhaal is mij, toen ik kind was ,vele malen verteld door mijn oude buurvrouw. En ik kan u verzekeren dat ik altijd aan haar lippen hing als zij op boeiende wijze vertelde hoe de familie van Arkel, helemaal uit Frankrijk gekomen, varend met hun boot op de Alm, onder Almkerk, de wanhoop nabij was, omdat ze niet wisten hoe ze verder moesten varen om in hun erfgoed Arkel te komen. Maar zie een prachtige zwaan strijkt in het water voor hun boot neer, nijgt zijn prachtige hals, zwemt weg, komt weer terug en zwemt weer weg en blijft op afstand van de boot wachten, de kop naar de boot gericht als wilde hij zeggen volg me. Jan van Arkel begrijpt het signaal van de zwaan en geeft bevel de zwaan te volgen en zegt tegen zijn reisgezellen, “waar deze zwaan aan land gaat, daar zal ik mijn  nederzetting stichten”. De zwaan zwom de Alm af, de Merwede over, de Linge op en ging in Arkel aan land. Zij kon dat op zo’n prachtige wijze vertellen dat het me, jaren later toen ik de nuchtere feiten over het geslacht van Arkel kende, moeite kostte los te komen van het beeld dat zij voor me geschapen had van dit roemrijke geslacht. Soms was ze tot tranen toe geroerd als ze vertelde over vrouwe Cunegonde. Een vrouw zo schoon van gestalte dat de Hollandse graaf er zijn oog op had laten vallen en haar sterk begeerde. Als jongetje van 6/7 had ik totaal geen weet wat begeren betekende. Ze legde me uit, dat schoon van gestalte betekende dat ze erg knap was en begeren betekende dat hij van haar hield. Toen een van mijn oudere zusters me op een avond op bed legde zij ik tegen haar, helemaal in de spreektrant van mijn oude buurvrouw, “ende gij zijt schoon van gestalte ende ik begere U zeer”. U begrijpt dat de rapen gaar waren. Als antwoord kreeg ik dan ook een draai om mijn oren, u begrijpt dat ik zeer geschokt was.  De werkelijkheid is echter wel even anders dan de prachtige legenden. De heren van Arkel waren een machtig en voornaam geslacht. De kern van hun bezit was het land van Arkel met de steden Gorcum en Leerdam. Hun hoofdbezit lag ingeklemd tussen Holland, Gelre en Utrecht. Verder hadden zij bezittingen in de Lopikerwaard, Gelderland en Brabant. Door huwelijk verkregen zij ondermeer bezittingen in Noord Frankrijk en Henegouwen alsmede rondom Rotterdam   De Van Arkels stammen af van het geslacht Ter Leede of Van der Leede. Herbaren van der Leede wordt voor het eerst genoemd in 1143. Er zijn twee zoons van hem bekend. Floris en Folpert. Folpert zou volgens een oude legende zijn ziel aan de duivel hebben verkocht. Floris had in ieder geval enkele zoons. Zijn oudste zoon, Herbaren de tweede is zich tussen 1243 en 1253 heer van Arkel gaan noemen. Hoe hij aan het Arkelse bezit is gekomen is erg onduidelijk, maar in ieder geval was hij de eerst bekende heer van Arkel. Zijn zoons noemden zich vanaf 1253 allemaal “van Arkel” zoals blijkt uit diverse oorkonden en zegels. Herbaren de tweede had 4 zoons en 1 dochter.  Jan, de oudste zoon, wordt de eerste heer Jan van Arkel. Hij huwt met Berta van Ochten en kan door zijn huwelijk Ochten in de Betuwe aan zijn bezit toevoegen.  Waarschijnlijk was dit Jan de Sterke. Dirck Frankesz. Pauw, de kroniekschrijver, zegt van hem: dat hij groot van gestalte was en het lichaam van een reus had. Hij was zoo sterk van leden, dat hij soo hij op sijn gesaelden hengst door de poort reed hij sijn armen om eenen balcke sloegh, hij het peert tussen sijne dijen klemde en ophieff van de eerden en peert kreet luydde van grootte pijnen.    Vermoedelijk is deze Jan de bouwheer geweest van het Arkelse kasteel dat tegenover de koepelkerk heeft gestaan. Al heeft de allereerste nederzetting van de Arkels waarschijnlijk gestaan op de plaats waar nu de voormalige boerderij “De Hoef”staat.   Zijn opvolger is Jan de Tweede. Hij was nog maar net aan de macht of hij slaagde er al in Gorcum door koop van de Graven van Benthum aan zijn bezit toe te voegen. Het Arkelse kasteel wordt afgebroken en er verrijst in het tegenwoordige Wijdschild een nieuwe burcht. Een burcht zo mooi dat het de Keizerlijke burcht  wordt genoemd. De geschiedschrijvers weten te vermelden: dat er nergens in Holland, Gelre, Kleef en Brabant een zo’n prachtige burcht stond. Of hij of zijn zoon het onlangs opgegraven “Arkelse hof” in Gorcum heeft doen bouwen is onbekend.  Zowel aan de Hertog van Brabant als aan de Hollandse Graaf Floris 5 bewees Jan de tweede talrijke diensten en verkreeg hierdoor tolvrijheid in Brabant en Holland. Waarschijnlijk waren de Arkels in die tijd al zeer vermogend. Zo leende hij in 1291 aan Floris de vijfde 12.000 pond. In onderpand verkreeg hij diverse tollen en rechten van steden in Holland. De Arkels zijn altijd belangrijke geldschieters geweest van de graven van Holland en de Hertogen van Gelre en soms ook van de bisschoppen van Utrecht. Uiteraard stonden daar belangrijke rechten als tollen, tienden, cijnzen e.d. tegenover en werden ze er uiteindelijk bijna altijd beter van. Deze Jan van Arkel was een van de belangrijkste ondertekenaars van de handvesten van 1277 en 1284 die de bedijking van Alblasserwaard en Vijheerenlanden regelden.  Na de dood van Floris de vijfde nam hij, samen met Wolfert van Borselen, Philips van Wassenaar en Hendrik van der Lek het bestuur van Holland en Zeeland op zich. Hij is het ook die de koning van Engeland op de hoogte brengt van de dood van Floris de vijfde, tevens verzoekt hij de koning, mede namens de graaf van Kleef om de zoon van Floris de vijfde, die aan het Engelse hof verbleef, zo snel mogelijk naar Holland te laten overkomen, teneinde het bestuur van het graafschap Holland op zich te nemen. Hij belooft de nieuwe graaf en de door de Engelse koning mee te sturen raadgevers in alles bij te staan. Als dank voor zijn bemiddeling krijgen de Arkels een doorlopende jaarlijkse rente-uitkering van de graaf. Van Jan de Tweede is verder nog bekend dat hij de Arkelse burcht bij Gorcum in eeuwig durende leen opdraagt aan graaf Floris de vijfde van Holland. De stad Gorcum alsmede het land van Arkel blijft echter Arkels onbezwaard bezit. In 1297 sneuvelt hij in de slag bij Vronen.  Zijn oudste zoon, eveneens Jan genaamd, volgt hem op als Jan de derde. Ook deze Jan breidt het Arkels bezit uit door aankopen en door beloning voor diensten aan Brabant, Holland, Gelre en Utrecht. In 1305 komt de heerlijkheid Leerdam grotendeels in Arkelse handen.  Door zijn huwelijk met Mabelia van Voorne verkrijgt hij talrijke goederen en landerijen rond Rotterdam en Poeldijk. Mabelia sterft in 1313. Zij hadden 1 zoon die later Jan de vierde zou worden. In 1314 hertrouwt Jan met Cunegonde van Virnenburg.  Zij krijgen 4 kinderen.    En hier wil ik even een zijsprongetje maken. De oudste zoon uit dit huwelijk, die merkwaardig genoeg ook Jan heette, werd de aanzienlijkste van het geslacht van Arkel. Op jonge leeftijd moet hij toetreden tot de geestelijke stand. Het was een temparementvolle man die regelmatig overhoop lag met de geestelijken die boven hem gesteld waren. Hij was echter ook leergierig en ieder minuut vrije tijd bracht hij door met studeren. Dit bleef uiteraard niet onopgemerkt en toen bisschop Jan van Diest in 1340 stierf en de tussenbisschop Nicolaas de Caputo in 1342 door de paus werd afgezet, werd Jan van Arkel tot bisschop van Utrecht gewijd. Hij kreeg te maken met een bijna failliet bisdom. Bijna alle bezittingen waren verpand en het bisdom had regelmatig te lijden van strooptochten vanuit Holland en Gelre. Jan van Arkel was niet bepaald gelukkig met zijn benoeming en nog minder wenste hij aan de leiband van de graven van Holland te lopen. De graven van Holland hadden altijd geprobeerd om één van hun leenmannen of van hun bloedverwanten op de bisschopszetel te krijgen en zo hun invloed op het bisdom te behouden. En toen graaf Willem de 4e de bisschopsmijter aan de zoon van zijn machtigste vazal deed toekomen, verwachtte hij niet anders dan dat deze ook naar zijn pijpen zou dansen. Maar, dat pakte anders uit. Jan was, zoals gezegd, in de bloei van zijn leven, tegen zijn zin, in de geestelijke stand terecht gekomen. Als telg uit een trots geslacht als de Arkels, die slechts node iemand boven zich duldden, had hij weinig zin een berooide boel te gaan runnen op een manier die de graaf wenste. Als hij dan bisschop moest worden, dan moest dat maar, maar dan niet alleen in naam. Dan wenste hij ook zijn waardigheid te houden en zich te laten gelden. Direct na zijn benoeming vertrekt hij naar Grenoble, het bisdom tijdelijk overlatend aan zijn jongere  broer Robrecht van Arkel. Zogenaamd om in retraite te gaan, maar in werkelijkheid om te bezien hoe hij het bisdom weer onafhankelijk van de graven van Holland kon maken. In stilte weet hij, waarschijnlijk met geld van zijn vader, de panden te lossen en als hij het bisdom schuldenvrij weet, keert hij incognito terug. Prachtig zijn de verhalen hoe hij, als onbekende ridder, getooid met een rode adelaar, deelneemt aan de riddertoernooien in Kennemerland, uiteraard komt hij daar steeds als overwinnaar uit het strijdperk en is zeer geliefd bij het volk, vooral bij de vrouwen. Of zijn bastaardzoon in deze periode verwekt is, is niet helemaal duidelijk, maar het zou me niet verbazen. Als graaf Willem plannen smeedt om een oorlog tegen Utrecht te beginnen, maakt hij zich bekend en maakt de graaf voor eens en altijd duidelijk dat van Hollandse inmenging geen sprake meer kan zijn. Met krachtige hand gaat hij zijn bisdom besturen en dankzij zijn heldere kijk op de politiek van die tijd legt hij het fundament voor een krachtig wereldlijk bisdom dat tot in de tijd van Karel de Vijfde een gevreesde macht zou zijn. Door een geschiedschrijver wordt hij als volgt omschreven: Een grootmoedige adelaar, vaardig om weerstand te bieden  aan een ieder die hem tracht te fnuiken. Uiteraard hoort de paus van het sterke optreden van Utrechtse bisschop. In 1364 plaats hij hem over naar  Luik om daar orde op zaken te stellen. Ook in Luik was het een rommeltje. En inderdaad, ook hier weet hij de zaak weer aardig op de rails te krijgen. Hij maakt een einde aan de sinds 1336 gevoerde strijd tussen de Heren van Loon en het bisdom Luik. En komt er weer rust in het roerige bisdom Luik. Jan overlijdt in 1378. Vermeldenswaardig is nog dat hij in 1359 op aanraden van de heer van Egmond, Folkert van Stavoren tot wijbisschop van de abdij van Egmond wordt benoemd. Het geslacht van Egmond zou later nog een belangrijke rol gaan spelen in de geschiedenis van het geslacht van Arkel.  Maar keren we terug naar Jan de Derde. Hij wordt lid van de raad van graaf Willem de derde van Holland en op diens verzoek lid van de raad van de bisschop van Utrecht. Eén van zijn bastaard zonen, Dirk Alras genaamd, wordt later trésorier van graaf Albrecht van Holland. Verder is van hem bekend dat hij diverse malen bemiddeld in een conflict tussen hertog Reinald van Gelre en zijn zoon. In 1311 draagt hij zijn Brabantse bezittingen over aan de Hertog van Brabant en krijgt ze in leen weerom en wordt zo leenman van de Brabantse Hertog. Jan de Derde sterft  in 1326. Hij wordt opgevolgd door zijn zoon Jan uit zijn eerste huwelijk.      Jan de Vierde huwde Irmengarde van Kleef, erfdochter van de graaf van Kleef. Hij ging verder in de voetstappen van zijn voorvaderen. Hij vergroot het Arkelse bezit en onderhoudt nauwe relaties met de graaf van Holland. Hij wordt gezien als de voornaamste raadgever van graaf Willem de vierde. In 1341 wordt hij benoemd tot plaatsvervanger van de graaf. Als in 1342 zijn halfbroer bisschop van Utrecht wordt, trekt hij zich terug uit de Hollandse politiek.     In 1350 komt hij weer terug in de actieve politiek en treedt toe tot het verbond der Kabeljauwen. Opnieuw bekleedt hij een vooraanstaande positie aan het Hollandse hof. Hij wordt lid van de raad van Graaf Willem de vijfde. In 1352 wordt hij gekozen  tot baanderheer en staat daardoor in rangorde boven de andere ridders en edelen. Hij weet door koop van de weduwe van Robrecht van Arkel, Aleid van Asperen, de heerlijkheid Hagestein aan zijn bezit toe te voegen en bouwt dit uit tot één van de belangrijkste steunpunten van Arkel tegen Utrecht. Als Graaf Willem zich in 1355 met de Hoeken verzoent, raakte Jan in conflict met de graaf. Hij verlaat de Raad en gaat, kort gezegd, behoorlijk dwarsliggen.  In 1358 steunt hij de opstand tegen ruwaard Albrecht en belemmert hij vanuit Gorcum de handel op Dordrecht. Zowel Albrecht als Jan van Arkel zien wel in dat e.e.a. hen beide schade berokkent. In 1359 volgt verzoening. Jan van Arkel krijgt Streefkerk en Nieuw-Lekkerkand in leen. Uit de tol op de Merwede te Woudrichem zal jaarlijks een groot bedrag aan Arkel worden betaald. Verder mag Arkel de heerlijkheden Ambacht, Stolwijk en Vlist in leen houden. De tijdelijke breuk met de Hollandse graaf blijkt voor de heer van Arkel dus nogal lucratief te zijn geweest.    In 1359 verzoent hij zich weer met de Graaf en weet belangrijke privileges, goederen en ambachten te verwerven   Zijn tweede zoon Otto wordt zijn opvolger. Zijn oudste zoon Jan is bij een toernooi in Dordrecht gedood. Otto trouwt met Elisabeth van Bar, Vrouwe van Pierrepont in N.O. Frankrijk. De van Arkels noemen zich sindsdien ook heren van Pierrepont. De politiek van zijn voorvaderen wordt door hem voortgezet. Ook hij vergroot het Arkels bezit en ook hij bekleedt hoge posities aan het Hollandse hof. Naast lid van de grafelijke raad was hij ook lid van de raad van drie landen die gevormd werd door zes leden van Henegouwen, zeven leden van Holland en drie leden van Zeeland. Met zijn grote rijkdom en met de wetenschap gunsteling van graaf Albrecht te zijn, voelt Otto zich een onafhankelijk heer. Zijn grote kans lijkt te komen in 1368 als de oom van zijn moeder, de graaf van Kleef overlijdt. Otto is eerste erfgenaam en rekent er op dat het graafschap hem zal toevallen. Maar, de grote machthebbers van die tijd beslissen anders. Een van Arkel als graaf van Kleef zou weleens een te grote bedreiging voor hen kunnen worden. De hertog van Brabant weet de Hollandse graaf mee te krijgen en het graafschap wordt vergeven aan Otto van der Mark, een verre verwant van de overleden graaf. Otto van Arkel vist dus achter het net. Tot in lengte van dagen zal er vijandschap blijven bestaan tussen de graven van Kleef en de heren van Arkel over deze kwestie. Otto verleent uitgebreide handvesten aan Gorcum, Leerdam en Hagestein. Hagestein wordt het steunpunt tegen aartsvijand Vianen. De bezittingen van Arkel en Vianen lagen door vererving behoorlijk door elkaar. Regelmatig waren er schermutselingen tussen Arkel en Vianen. In 1387 ontstaat een regelrechte strijd waarbij Vianen het onderspit delft. In 1389 wordt een bestand gesloten en Otto krijgt verschillende Viaanse bezittingen in leen. Zo rond 1390 trekt Otto zich steeds meer terug uit de politiek ten gunste van zijn zoon Jan. In 1396 is heer Otto gestorven.   Hij wordt opgevolgd door Jan de vijfde. Geboren in 1362 en op 14 jarige leeftijd gehuwd met Johanna van Gulik, een dochter van graaf Willem de Zesde, hertog van Gulik en Maria van Gelre. Jan werd door dit huwelijk zwager van de hertog van Gelre, een feit dat later nog een grote rol zal gaan spelen in geschiedenis van de familie van Arkel. Als bruidschat krijgt hij van zijn schoonmoeder o.a. rechten op het land van Mechelen. Totdat die rechten verwezenlijkt worden, krijgt hij rechten op de tol bij Lobith, hij ontvangt hieruit jaarlijks 560 nobel. Het Land van Mechelen was verpand. Jan loste dit pand in 1384 en kon dus het land van Mechelen tot zijn persoonlijk bezit rekenen. Van zijn vader krijgt hij bij zijn huwelijk, Hagestein. Zijn bedje lijkt gespreid en de donkere wolken die zich aan de politieke horizon samenpakken lijken hem geen angst in te boezemen. Jan en Johanna krijgen 2 kinderen: Willem en Maria. In 1385  wordt hij op 23-jarige leeftijd lid van de grafelijke raad en weet steeds meer invloed in die raad te verwerven. Hij noemt zich heer van Hagestein, Mechelen en Pierrepont. Naast zijn vader is hij in de raad één van invloedrijkste adviseurs van graaf Albrecht. Als de maîtresse van de graaf, Aleid van Poelgeest, door vermoedelijk Hoekse edelen wordt vermoord en vele Hoeken, waaronder Willem van Oostervant, de zoon van de graaf, de vlucht nemen, ziet Jan zijn kans schoon. Of hij graaf Albrecht heeft aangezet tot zijn hevige vervolging tegen de Hoeken is niet helemaal duidelijk, maar gezien de haat die Willem van Oostervant sinds die tijd tegen Jan van Arkel heeft, niet onwaarschijnlijk. Zeker is dat hij door zijn positie in de raad en als tresorier van Holland en Zeeland, bij de Hoeken nu niet bepaald een gelief man was. In de kronieken wordt Jan “rector Hollandie” of wel “stedehouder van Holland” genoemd. Henegouwse bronnen noemen hem “Gouverneur van Holland”.  Jan was door graaf Albrecht gemachtigd om in elk ambacht dat hij in Zuid Holland en Zeeland in leen had een “welgeborene” tot rechter aan te stellen die dan, net als hij, zelf recht mocht spreken, tevens mocht hij gebruik maken van Albrechts vierschaar. Willem van Oostervant moet in hem een geduchte concurrent hebben gezien. Hij wapent zich daartegen door een niet-aanvalsverdrag te sluiten met de hertog van Kleef. Maar, de Arkels waren rijk en financierden voor een groot deel graaf Albrechts activiteiten en ook de Hertog van Kleef had grote schulden bij de Arkels. Dus veel stelde dit verdrag niet voor. Als Jan rond 1392 zo machtig is geworden dat er in Holland en Zeeland bijna niets gebeurt zonder zijn instemming, zal hij in de adelskringen van Holland en Zeeland een weinig geliefd man geweest zijn. Toen Willem van Oostervant zich aan het einde van de 14e eeuw weer verzoende met zijn vader (die aardig seniel begon te worden) en hij langzamerhand het roer van zijn vader overnam was één van zijn eerste prioriteiten, Jan van Arkel proberen uit te schakelen. Hoe doe je dat dan. Ambtstermijnen worden niet verlengd. Je klaagt hem aan voor al dan niet financiële vergrijpen, waarna veroordeling en verbanning uit het graafschap volgt. Zo verging het ook Jan van Arkel. Het schoutambt van Delft, dat Jan jarenlang had bekleed, werd niet verlengt en hij moest financiële verantwoording afleggen over de periode dat hij tresorier van Holland en Zeeland was geweest. Er volgt een proces en Jan van Arkel wordt verbannen uit het graafschap Holland en zijn Hollandse goederen worden verbeurd verklaart. Ook mogen de Arkels geen kerkdiensten meer bijwonen, wat in die dagen misschien wel één van de zwaarste straffen was. Natuurlijk kon Jan van Arkel dit niet aanvaarden en hij zegt zijn trouw aan Graaf Albrecht op. Het gevolg is een oorlog tussen Holland en Arkel. De z.g. Arkelse oorlog of zo u wilt de Arkelse oorlogen. De kroniekschrijver Abraham Kemp wil ons doen geloven dat Jan een trots en hovaardig man was die roekeloos een oorlog met Holland begint. Maar nergens is daar bewijs voor te vinden. Jan en met hem zijn zoon Willem hadden geen keus. Willem van Oostervant wilde, ondanks het herhaalde verzoek van zijn vader om de Arkels niet zo hard aan te pakken, van geen wijken weten en dwong de Arkels zo een oorlog te beginnen om hun goederen te redden.     In 1401 begint de oorlog: Holland en Utrecht tegen Arkel.  Het verloop van de oorlog is in grote lijnen als volgt.  1401 – 1402 begin van de vijandelijkheden.  1402 – 1404 bestand met Holland maar doorgaande strijd met Utrecht.  1404 – 1405  beleg en verovering door Holland en Utrecht van de kastelen                                                                                       Hagestein en Everstein.  1405 – 1407 bestandsperiode. De Arkels verdreven uit het land van Arkel.                        Gorcum onder Hollands bestuur.  1407- herovering van Gorinchem door Willem van Arkel. Gelre sluit zich aan bij           Arkel. De oorlog wordt nu voornamelijk een strijd tussen Holland en Gelre.  1409- Gorcum wordt door de beide Arkels overgedragen aan Gelre.   1412 de vrede wordt getekend.         Tijdens de 2e bestandsperiode ontstond er zo omstreeks het jaar 1406 geleidelijk een ontevredenheid onder de burgers. Immers de kosten van de oorlog waren uitzonderlijk hoog, terwijl de inkomsten tot praktisch tot nul waren teruggelopen en veel inkomsten uit goederen en tollen in beslag waren genomen. Jan van Arkel zelf was ook niet zo gelukkig met het bestand. Hij had liever doorgevochten. Zijn positie is in die tijd nog niet hopeloos, maar onder dwang van zijn zwager, de hertog van Gelre, moet hij toch meewerken. Ook aan de vrijlating van Walraven van Brederode die tijdens het beleg van Gorcum was gevangen genomen, wilde hij niet meewerken. Een beslissing die hem later nog duur te staan komt.  Er ontstonden onder de burgers twee partijen. Een pro-Arkelse en een partij van aanzienlijken die zich tegen Jan van Arkel opstelde. Walraven van Brederode wist tijdens zijn gevangenschap contacten te leggen met deze laatste groep en hen via geheime wegen te voorzien van geld. Als Jan van Arkel begin 1406 voor overleg naar Gelre is, weet Walraven de aanzienlijken zover te krijgen dat zij Willem van Arkel als hun wettige heer erkennen en Jan van Arkel afzweren. De bedoeling is om op deze manier een langdurig bestand met Holland te verkrijgen.   Als Jan van Arkel in april terugkeert wordt hem de toegang tot de stad geweigerd. Er wordt een nieuw bestand gesloten met de graaf van Holland en de bisschop van Utrecht enerzijds en Willem van Arkel anderzijds. Helaas voor de anti Jan van Arkel partij ging Willem van Arkel meer en meer te rade bij zijn oom, de hertog van Gelre. Waarschijnlijk heeft deze hem weten om te praten, want begin 1407 verzoent Willem zich weer met zijn vader. Het gevolg is dat hij, na een bezoek aan zijn vader in Gelre, de stad voor hem gesloten vind. De aanzienlijken van Gorcum weten een nieuw bestand met de graaf van Holland te sluiten waarin deze beloofd de steden Gorcum, Leerdam en het land van Arkel te beschermen tegen aanvallen van Gelre en de Arkels. De Gorcummers die het initiatief hadden genomen tot de verdrijving van de Arkels werden door graaf Willem rijkelijk beloond. De leenmannen van Arkel werden opgeroepen hun leen aan Jan van Arkel op te zeggen en over te dragen aan graaf Willem.  De beide Arkels zijn laaiend en in het geheim beramen zij, samen met de Egmonds,  een overval op graaf Willem. De bedoeling is om hem tijdens zijn verblijf in Amsterdam gevangen te nemen. Maar, om onbekende reden is dit niet door gegaan. De grote verrassing kwam echter op 14 september. Willem van Arkel weet Gorcum weer te heroveren op de graaf van Holland. Een knap staaltje van krijgskunde want om bij de stad te komen moet Willem langs de zwaar bewaakte burcht aan de oostzijde van de stad trekken. Bij de verovering viel slechts 1 dode. Nu Gorcum weer in Arkelse handen is beloofde de hertog van Gelre de Arkels meer te gaan steunen in hun strijd tegen Holland. Samen met de beide Arkels is hij aanwezig bij de kroning van Koning Ruprecht te Aken. Het is haast wel zeker dat toestand in het land van Arkel daar uitgebreid besproken is.  Waarschijnlijk zal hier ook wel gesproken over een eventueel huwelijk van Willem van Arkel. Hoewel nooit bewezen is dat er besprekingen zijn geweest over een eventueel huwelijk van Willem van Arkel met Jacoba van Beieren, zou dat op zichzelf zo vreemd niet zijn geweest. Immers, als erfgenaam van de hertog van Gelre, stond Willem grote macht te wachten. Waarom dan geen verbintenis van Gelre met Beieren. Holland en Gelre zouden dan in een klap verenigt worden. Maar nogmaals, harde bewijzen voor deze stelling zijn er niet.  Na de terugkomst van de hertog van Gelre en de beide Arkels weet eerstgenoemde een bestand met Holland te sluiten waarbij de vijandelijkheden aan beide zijden worden gestaakt. Maar, hoewel er niet meer gevochten wordt gaat men aan beide zijden door met het versterken van de militaire posities. Arnhem en Zutphen schieten Arkel te hulp. Het jaar 1408 wordt gekenmerkt door onderhandelingen waaraan de Arkels nog steeds deelnemen. Graaf Willem krijgt ondertussen grote financiële problemen. Hij moet een groot leger op de been houden wat hem schatten aan geld kost en de bodem van zijn schatkist komt in zicht. Maar ook de Arkels zien hun schatkist met de dag leger worden. Het was duidelijk dat er wat moest gebeuren. Op 22 april 1409 besluiten Jan en Willem van Arkel de stad Gorcum alsmede het land van Arkel over te dragen aan de Hertog van Gelre. Wat hun beweegredenen zijn geweest is onduidelijk. Was het de steeds groter wordende macht van Holland die Gorcum langzaam maar zeker in een wurggreep kreeg of waren het problemen van financiele aard? Maar het kan ook zijn dat ze verder keken dan hun neus lang was en dachten ze reeds aan de mogelijkheid dat Willem eens hertog van Gelre zou worden waardoor het land van Arkel weer automatisch in hun bezit zou komen. Hoe het ook zij, hertog Reinald gaat akkoord. Hertog Reinald belooft bij eventuele vredesonderhandelingen de zaak van de Arkels te behartigen. De Arkels krijgen als vergoeding de heerlijkheid Oyen met alle dorpen en ook het dorp Diedegem en verder een jaarlijks bedrag uit renten en goederen. Hertog Reinald beloofd bij zijn inhuldiging, Gorcum nimmer te scheiden van Gelre. Jan en Willem van Arkel raken nu op de achtergrond en de oorlog wordt nu meer en meer een oorlog tussen Holland en Gelre. Jan van Arkel trekt zich terug in Pierrepont, verzoent zich met zijn moeder, waarmee hij een geschil had en neemt haar bezittingen tegen vergoeding van een jaargeld over. Willem van Arkel verblijft nu veel in Gelre waar hij algemeen gezien wordt als de opvolger van de kinderloze hertog Reinald. Maar, het allerbelangrijkste voor de Arkels was dat de bisschop van Utrecht op 6 mei 1410 het verbod tot deelname aan kerkdiensten opheft. Wel moeten zij aan het bisdom een flinke boete betalen. De Arkelse oorlog suddert ondertussen voort. Willem van Arkel doet vanuit Gelre verschillende invallen in Holland, zelfs tot Rotterdam toe. Maar veel stelt het allemaal niet meer voor. Begin 1412 beginnen alle partijen in te zien dat er een einde moet komen aan de geldverslindende, zinloze strijd. Er beginnen vredesonderhandelingen en op 26 juli 1412 wordt overeenstemming over de voorwaarden voor vrede bereikt. Het vredesverdrag kent 3 partijen. Voor Holland, Zeeland en Henegouwen, graaf Willem van Beieren. Voor Gelre en het graafschap Zutphen, hertog Reinald. En tenslotte mocht Willem van Arkel ook nog aanschuiven, al denk ik dat hij maar had te accepteren wat er afgesproken werd. Zijn vader Jan van Arkel weigerde aan de vredesbesprekingen deel te nemen.  Het vredesverdrag hield het volgende in: Hertog Reinald droeg de stad Gorcum en het land van Arkel over aan Willem van Arkel, die op zijn beurt, afstand doet van al zijn rechten op deze bezittingen en goederen en ze overdraagt aan Graaf Willem. Graaf Willem moet hiervoor 47.000 nobel betalen. 14.500 direct en de rest in termijnen. Alle gevangen worden vrijgelaten en Graaf Willem belooft dat hij nooit vanuit Gorcum, Gelre zou aanvallen. Verder wordt bevel gegeven de oude Arkelsburcht af te breken. Ook tussen Willem van Arkel en Utrecht zou het voortaan vrede zijn. Willem van Arkel ontvangt in ruil voor zijn Arkelse bezittingen alle burchten, dorpen en steden in het land van Borne, met Susteren en Sittard. Zo komt er einde aan een 11 jaar durende oorlog die enorme sommen geld heeft gekost en Holland op de rand van bankroet heeft gebracht. Was het bezit van de Arkels dit alles waard? Economisch en staatkundig was de betekenis van de Arkels wel belangrijk maar toch weer niet overdreven groot. Willem van Beieren had echter wel bereikt dat de macht van zijn grootste vijand voorgoed was gebroken en dat hij geen rol meer kon spelen in de Hollandse politiek Maar waarom moest dit via een oorlog worden bereikt. Waren er dan geen andere, minder onbesuisde middelen, om dit doel te bereiken. Men kan toch niet aannemen dat graaf Albrecht  en zijn zoon zo naief zijn geweest dat zij gedacht hebben dat Jan van Arkel zich zonder meer bij de situatie zou neerleggen. Of was de oorlog misschien bedoelt om het Hollandse blazoen op te poetsen na de weinig succesvolle oorlog tegen Friesland? Of was de oorzaak misschien de gekwetste eer van Willem van Oostervant en daardoor gekoesterde haat jegens Jan van Arkel wegens diens rol in de verbanning van Willem na de moord op Aleid van Poelgeest? Wie het weet mag het zeggen. In ieder geval was het een oorlog die gedurende een groot aantal jaren zijn stempel drukte op de graafschappen, geen ruimte liet aan Graaf Willem tot deelname aan enige buitenlandse politiek. Een oorlog die de handel ernstig belemmerde en de steden onder zware oorlogsschulden gepaard liet gaan. Een Franse geschiedschrijver schrijft over deze periode: “Graaf Willem had gezworen zijn trouweloze vazal met alle middelen te zullen vernietigen”.  En hier zouden we een punt kunnen zetten. Immers het doel was bereikt. De Arkels waren uitgeschakeld. Maar ik kan me voorstellen dat u wilt weten hoe het verder ging. Waar bleven de Arkels.  Willem trekt zich terug op zijn Gelderse bezittingen. Hij bestuurt zijn landerijen met vaste hand en wijs beleid. Bij de bevolking is hij zeer geliefd. Hij verblijft veel aan het Gelderse hof en bereidt zich voor op zijn toekomstige taak, hertog van Gelre. Vreemd genoeg is hij niet getrouwd. Van een toekomstig Hertog zou je toch verwachten dat hij zou trouwen en voor nakomelingen zou zorgen. Nergens vinden we de oorzaak voor het feit dat hij niet getrouwd is. Wel is bekend dat hij vier bastaard dochters had. Eigenlijk kun je zeggen dat Willem een zonnige toekomst tegemoet ging. Maar, het zou allemaal anders lopen. In 1416 overlijdt graaf Willem van Beieren. Zijn dochter Jacoba volgt hem op. Zeer tot ongenoegen van haar oom, Jan van Beieren, de elect van Luik, die vind dat hij de opvolger van zijn broer moet worden. Er komt oorlog en Willem van Arkel kiest de kant van Jan van Beieren. Als één van de aanvoerders verovert hij in 1417 de stad Gorcum. Als de troepen van gravin Jacoba de stad trachten te heroveren, sneuvelt Willem van Arkel. Een gevelsteen in een woning in de Revetsteeg te Gorcum herinnert ons nog steeds aan dit droeve feit. Zijn grote vijand, Walraven van Brederode, aanvoerder van Jacoba’s leger, sneuvelt eveneens.  Willem van Arkel wordt met groot ceremonieel begraven. Zijn wapenschild wordt omgeven door zestien kwartieren waaronder die van de graven van Holland, het Engelse en het Franse koningshuis. Met al deze groten der aarde van die tijd had Willem van Arkel familiebanden.  Blijft Jan van Arkel zelf. In 1415 wordt hij in Brabant gevangen genomen en na enige tijd in Gouda gevangen te hebben gezeten, overgebracht naar Zevenbergen. Zijn gevangenschap duurt tot 1425. Dan wordt hij door de nieuwe machthebber in Holland, Philips van Bourgondie, vrijgelaten. Hij krijgt de heerlijkheid Leerdam alsmede Schoonrewoerd weer terug in bezit. Jan van Arkel moet de heer van Zevenbergen 8600 nobel betalen, zijnde de kosten van gevangenchap en losgeld. Om aan dit geld te komen verkoopt Jan het land van Mechelen. Erg lang heeft hij niet van zijn vrijheid genoten want 3 jaar later, in 1428, sterft hij en wordt begraven in de kerk te Leerdam.  Op zijn grafsteen staat de volgende tekst:  Ik ben een spijze der wormen en daarmede is al mijne eere verdweenen. Al wie gij zijt, die hier voorbij gaat staat stil, beschouwt mij en weent. Ik ben ’t geene gij zult worden  en’t geene gij zijt ben ik geweest. Bid voor mij, dat verzoeke ik.   Van Abraham Kemp zijn de volgende dichtregels, die overigens ten onrechte over de 16e Arkel spreekt:  Sestiende maal is ’t Jan, die Arkels Heerschappij Bezit met groote macht, maar ‘t-eynd is nu nabij Dit is den lesten Heer, doe moet zich Arkel buygen en uyt Hollands borst en wetten zuygen Hoe hooger in  geluk, hoe naarder aan den val D’-opsteygering van Jan genoeg betuigen zal Hij, die soo machtig was, verr’boven den voorgaande Die Gulik, Gelderland tot erffenisch was staande Steehouder zelver was van Graaf Aalbrechts land die valt, en Arkels eer voor hem duikt onder ‘t-zand  En zo was een einde gekomen aan een roemrucht geslacht dat gedurende 150 jaar zijn stempel had gedrukt op de Hollandse politiek. De Arkels waren in zes generaties uitgegroeid tot een zeer rijk en voornaam adelijk geslacht. Ze behoorden tot de rijkste adel van Holland en Zeeland. Naast vijf burchten en een versterkt huis in het land van Arkel, bezaten ze ook nog twee huizen in den Haag.  Ze hadden een eigen “hof” met een hofkapelaan, een tresorier, diverse klerken en eigen heraut. Door afgunst en persoonlijke haat was dit alles voorgoed ten gronde gericht. En hier houdt het verhaal dus op.  Maar is dat zo? Jan van Arkel had toch ook een dochter zult u zeggen. Inderdaad, Maria. Van de Arkelse vrouwen is niet zoveel bekend. Maar van Maria weten we wat meer. Ze moet een beeldschoon meisje geweest zijn en was door de grote rijkdom van haar vader een zeer begerenswaardige partij. Na de dood van haar moeder verblijft ze veel bij haar grootmoeder, Maria van Gulik, aan het Gelderse hof. Ze is daar één van de voornaamste hofdames. Tijdens een feest dat ter harer ere wordt gehouden ontmoet ze een knappe jongeman, Jan van Egmond, ze worden verliefd op elkaar, dit zeer tot ongenoegen van haar grootmoeder die heel andere plannen met haar heeft . Maria van Gulik was een trotse vrouw en had destijds toen haar dochter Johanna met Jan van Arkel trouwde, daar slechts node mee ingestemd, want de Arkels mochten dan rijk zijn en veel in de melk te brokkelen hebben. Als hertogin voelde zij zich ver verheven boven een gewone edelman. Waarschijnlijk heeft zij toch in het huwelijk toegestemd omdat Johanna mank was en daardoor moeilijk aan de man te brengen. Ze bemoeide zich zo weinig mogelijk met haar schoonzoon. Maar Maria was haar oogappel en de man waar Maria mee zou trouwen moest tenminste graaf of hertog zijn. Ze verbiedt de omgang tussen de geliefden. Uiteraard nam Maria, die bijzonder temparementvol was en zich door niemand de les liet lezen, daar geen genoegen mee.  1407 schaakt Jan van Egmond, Maria. Aan het Gelderse hof zijn de rapen gaar. Willem van Arkel, Maria’s broer, is evenals zijn grootmoeder, des duivels. Samen met enkele van zijn kornuiten gaat hij het tweetal achterna en enkele dagen later vindt hij hen in een logement te Lobith. Uiteraard zullen er daar harde woorden gesproken zijn. Maria wordt teruggebracht naar het Gelderse hof maar, laat het er niet bij zitten. Mede door bemoeienis van haar vader komt alles op zijn pootjes terecht. In 1409 trouwt ze met Jan van Egmond. 6 jaar later, in 1415 overlijdt ze. Als Jan van Arkel in 1428 overlijdt valt zijn erfenis toe aan Maria’s kinderen. Haar nazaten zijn vaak te vinden op hoge posities. Haar zoon wordt hertog van Gelre, dus uiteindelijk toch een Arkel op de Gelderse hertogsstoel zij het dan via de vrouwelijke lijn. Goed honderd jaar later wordt een nazaat van haar stadhouder van Holland. En als in 1551 Prins Willem van Oranje trouwt met Anna van Egmond, gravin van Buren, brengt dezej als bruidschat verschillende voormalige Arkelse bezitting, waaronder het inmiddels tot graafschap verheven Leerdam, mee. Wat nog rest aan de Arkels zijn de kantelen in de diverse gemeentewapens van de plaatsen in de voormalige landen van Arkel en hier en daar wat straatnamen die hun naam dragen. Terwijl in de grote kerk te Gorcum nog een graftombe van een van de Arkels, waarschijnlijk Jan de 4e , te vinden is.      Cees van Andel. Februari 2000.