HISTORISCHE VERENIGING ARKEL EN RIETVELD
ARKEL VERHALEN
De ontstaansgeschiedenis van Arkel
J. van Daalen – Phielix
Het strategische punt waar Arkel ooit begon was op de plaats en omgeving van de huidige koepelkerk. In het begin
van onze jaartelling had de Linge, die zuidwaarts in de Merwede uitmondde, hier een belangrijke aftakking naar
het westen. Dit was een goed bevaarbare rivier die verder naar het westen uitmondde in de Merwede. Later
noemde men dit water de Schelluinder Stroom. De Romeinen gebruikten deze stroom en de Linge om zich varend
te verplaatsen, maar ook te voet over de brede en hoge oeverwallen. Waarschijnlijk hebben ze hier niet gewoond,
maar langs deze oever wel voorwerpen achtergelaten, munten, mantelspelden, penningen en scherven. Vooral op
de Vrouwenhuiswaard en langs de Haarweg wordt er nog wel eens wat gevonden.
In de loop van volgende eeuwen verlandde en verzandde de Schelluinder Stroom ten gunste van de zuidwaarts
lopende Linge, maar aan deze Linge bleef ter hoogte van de huidige koepelkerk nog een grote inham over. Een
soort haven, later ook poel genoemd. Hier konden allerlei schepen aanmeren voor beschutting en handel, en
ontstond, zeker al vanaf ± 900, een kleinschalige bewoning van vissers, boeren en handwerkslieden. De 17e-
eeuwse kroniekschrijver Kemp vermeldt in zijn geschiedschrijving nog een Poelstraat, gelegen ten westen van de
kerk. Stroomopwaarts langs de Linge waren vanuit het oosten in voorgaande eeuwen meerdere nederzettingen en
ontginningen ontstaan. Tiel werd al genoemd in 709 (ontstaan gouw Teisterbant), Leuven (genoemd in 789 als
Loffna), Kedichem en Asperen (983 voor ‘t eerst vermeld), Hellouw en Herwijnen (850) en Vuren en Heukelum. Al in
977 was daar een kerk. Arkel wordt voor ‘t eerst genoemd in 983, als Arkloa, in een oorkonde betreffende
pachtopbrengst ten gunste van de Utrechtse bisschop, enkele zilvermunten groot. Arkel viel onder het kerkelijk
beheer van het bisdom Utrecht. Het wereldlijk bestuur was in handen van de Duitse Keizer. De Arkelse
bewoningsplaats lag in het gewest (of gouw) dat Teisterbant heette. Zo is er een tweede vermelding van Arklon in
een oorkonde van 11 april 999. Op die dag schonk keizer Otto III aan de Utrechtse bisschop Ansfried enkele
landerijen in Teisterbant die beheerd werden door ene Poppo v.d. Leeden te Arkloa. De 15e eeuwse
geschiedschrijver Pauw noemt deze Poppo al een vroege heer van Arkel, maar pas in 1250 is er in Gorinchem
sprake van ene Jan I van Arkel. Denk niet aan een kasteel of burcht, waar deze Poppo woonde. Een versterkte
hoeve, hoog gelegen en met pallisaden omgeven, later wat uitgebreid en ‗hof‘ genoemd. Gorcumse
geschiedschrijvers noemden dit het Arkelse Hof, en denken dat er later nog een soort burcht gestaan heeft, maar
daar is nooit iets van gevonden. Nog een mogelijkheid hiervoor is het terrein van ‗de Hoef‘, bij de Hoefse stoep.
Bovendien, toen Gorinchem in opkomst kwam, verhuisden in de 13e eeuw Arkelse graven naar die plaats. (het
Arkelse Hof, opgegraven in de Kruisstraat, en het Arkelse kasteel, gelocaliseerd in Wijdschild) In alle vroege
nederzettingen langs de Linge benoemde het kerkelijkgezag, dus de Utrechtse bisschop, een beheerder, graaf
genaamd. De titel graaf was niet adellijk, dat kwam pas later. Ze waren eerst leenheer en door het overgaan van
vader op zoon gingen zij het tenslotte als hun eigendom beschouwen. Ook zorgde de bisschop dat er vrij snel
een geestelijke kwam te wonen, en, heel belangrijk, dat er een kerkje kwam.
De allereerste weg die door de vroegere bewoners werd aangelegd was de Onderweg, vanaf het Arkelse Hof tot
aan de Merwede. De stad Gorinchem was er nog niet, dus liep deze weg via Onderweg, Arkelse Onderweg, W. de
Vries Robbéweg rechtdoor via de huidige Arkelstraat en Molenstraat naar de Merwede. De Arkelse dijk ontstond pas
in de 13e eeuw, toen de bedijking van de Alblasserwaard vanaf 1277 ter hand genomen werd.
Vanuit de Onderweg begonnen de eerste ontginningen, vroeg in de 10e eeuw, op een stuk grond dat toen al het
‗Hoogland‘ heette. Vanaf het Arkelse Hof werd een sloot westwaarts gegraven, en haaks hierop een brede
afwateringssloot richting Merwede, Ravensloot geheten. (Raven = grens) De Ravensloot heeft heel lang bestaan,
maar is grotendeels verdwenen bij de aanleg van het Merwedekanaal. Er is nog wat van over: de sloot achter de
huizen langs de Kanaaldijk nabij de A15, de spoorsloot te Gorinchem en de vroegere westelijke stadsgracht, de
huidige Schuttersgracht. Tussen Onderweg en Ravensloot kwamen brede kavels met sloten ertussen, om het land
droog te maken. Toen er meer bouwland nodig was werd de Onderweg doorgetrokken in noordelijke richting tot de
huidige Arkelse Dam. Ook de Ravensloot werd doorgetrokken. Ten zuiden van de veel latere Haarweg liep een
kade, de Veerweg. Vanaf hier begon een nieuwe verkaveling en ontginning noordwaarts. Zo ontstond bebouwing
langs de Onderweg, veelal boerderijen, met het Arkelse Hof als sturend uitgangspunt. Pas toen Gorkum een stad
werd kwamen de ontginningen vanuit Gorkum op gang (korte en lange slagen) en sloten aan bij de eerder
genoemde Veerweg. Toen de Arkelse Dijk werd aangelegd sneed deze de Onderweg bij de huidige bocht in de
Linge, vandaar dat de Onderweg toen opging in de dijk via de Hoefse Stoep. Ter hoogte van de Arkelse Dam was al
in 1287 een tol, en van lieverlee kwam rondom deze Dam steeds meer bewoning en ontstond het latere dorp, dus
noordelijk van de vroegste bewoning. Maar de Arkelse kerk staat nog altijd op de oorspronkelijke plaats van het
middeleeuwse kerkje, en de latere kruiskerk en is nooit verplaatst, eigenlijk heel bijzonder.