HISTORISCHE VERENIGING ARKEL EN RIETVELD
ARKEL VERHALEN
Korte geschiedenis van Arkel. Arkel is gelegen op en nabij een natuurlijke zandhoogte die de eerste bewoners enige bescherming zal hebben geboden tegen het water dat in deze streek zo’n grote invloed op het leven en werken van de mens heeft gehad. Nog in 1817 en 1820 overstroomden gedeelten van de gemeente. Waarschijnlijk was er al in de Romeinse tijd, maar in elk geval vóór het jaar 1000, al sprake van bewoning. De oudste sporen van bewoning zijn nabij de kerk gevonden. De allereerste kerk zou in 641 zijn gebouwd. Buitendijks bij die kerk, in de Vrouwenwaard, zou ook de eerste burcht van de Heren van Arkel hebben gestaan. De stenen van deze burcht zijn in de 13e eeuw opnieuw gebruikt, toen zij hun burcht buiten Gorinchem bouwden. Tussen 1449 en 1558 stond op Rietveld het nonnenklooster Mariënhage, ook wel Oudenhage genoemd. Het convent is rond 1558 naar Utrecht verplaatst. De huidige Koepelkerk dateert van 1855. De Bazeldijk, waaraan de gemeente grotendeels is gelegen, werd door Napoleon verheven tot Heirweg. In 1811 werd de Arkelse dijk opgenomen in de wegenlegger van het Keizerrijk als onderdeel van de route Parijs-Amsterdam. Het scheepvaartverkeer kreeg in de jaren 1823-1825 een betere doorgang bij Arkel doordat de Zederik werd verbeterd waardoor het Zederikkanaal ontstond. Na de verbetering en vergroting van het kanaal tussen 1890 en 1893 ging men de waterweg Merwedekanaal noemen. Ook de spoorweg bereikte Arkel en wel in 1883. Op 1 december van dat jaar stopte de eerste trein. In het station was tevens een telegraafstation gevestigd. De bevolking van Arkel leefde voornamelijk van landbouw en veeteelt. De gemeenteverslagen melden naast een groot areaal aan wei- en hooiland vooral aardappelen, suikerbieten en graan als gewas. Een proef met bloembollenteelt in de gemeente was geen lang leven beschoren. Daarmee werd in 1910 gestart, maar in 1914 wordt geen bloembollenteelt meer vermeld. Daarnaast waren er blijkbaar veel winkels in Arkel. In 1911 meldt het gemeente verslag “Door het grote aantal winkels levert de winkelnering hier geen bestaan op”. Industrie was er weinig. In 1921 werden als “fabrieken” gemeld: de stoomgemalen van het Rijk en de Gecombineerde polders Nieuwland en Leerbroek die in de jaren 1870 waren gebouwd. Verder werden genoemd zuivelfabriek “De Linge” en houwbewerkingsbedrijf H.C. Gaikhorst. In 1921 werd tevens vergunning afgegeven voor de stichting van het bedrijf N.V. Betondak. In 1925 werd besloten elektrificatie van de gemeente en in 1926 werd de eerste straatverlichting geplaatst. In 1933 werd de gemeente aangesloten op het drinkwater leidingnet van De Lingemond uit Leerdam. Tot 1811 was Arkel en Rietveld een zelfstandige bestuurlijke eenheid die echter onder zware invloed stond van de stad Gorinchem. Zo oefende de vroedschap van de stad diverse heerlijke rechten uit. Een uit 1805 daterende conceptovereenkomst met Gorinchem spreekt van de uitvoering van de rechtspraak door de schepenen van de stad. Dit was voor de omwenteling van 1795 ook gebruikelijk geweest. In 1811 werd de gemeente samengevoegd met enkele andere gemeenten tot de nieuwe gemeente Kedichem. Als gevolg van de vaststelling van een provinciaal reglement op het bestuur ten plattelande op 9 oktober 1816 werd deze gemeente weer opgesplitst in de gemeenten Spijk, Kedichem en Oosterwijk en Arkel en Rietveld. Vanaf 1829 was er sprake van Arkel c.a. Bij de instelling van de gemeente in 1817 werd Jan Willem van der Poel benoemd tot schout. Vanaf 1825 heet deze functionaris Burgemeester. De burgemeester werd door de kroon benoemd voor een periode van zes jaar. Het dagelijks bestuur van de gemeente werd gevormd door de burgemeester en assessoren. Sinds de invoering van de Gemeentewet in 1851 worden de assessoren wethouders genoemd. Assessoren en gemeenteraad werden aanvankelijk benoemd door Gedeputeerde Staten, maar sinds 1851 wordt de raad rechtstreeks gekozen door het kiesgerechtigde deel van de bevolking. De wethouders worden sindsdien door en uit de raad gekozen. Tot de herziening van de kieswet in 1919 trad om de twee jaar een derde deel van de raad en een wethouder af. Sinds 1919 wordt de raad in zijn geheel om de vier jaar gekozen. Vóór 1851 werden de gemeentesecretaris en ontvanger op voordracht van de gemeenteraad benoemd door Gedeputeerde Staten, daarna rechtstreeks door de raad. Een eigen gemeentehuis had Arkel aanvankelijk niet. Het gemeenteverslag van 1855 meldt: “Het schoolhuis is het eenigste gebouw van de gemeente, want de toren die vroeger mede onder de gemeente eigendommen was gerangschikt, is gebleken niet aan de gemeente maar aan de Hervormde kerk alhier te behooren”. Het Rechthuis van Arkel was aan het begin van de negentiende eeuw gehuisvest bij Gerrit Muilwijk. Hier vonden de raadsvergaderingen plaats. Als verhuurders van de raadkamer vinden we in de bijlagen van de gemeenterekening achtereenvolgens de weduwe G. Muijlwijk (1849- 1858), Belia Muijlwijk 1859- 1875), J. Buijserd (1875-1884) en P.J. Dirks (1855-1910). Vanaf 1865 vinden ook huurbetalingen plaats voor een kamer die als secretarie werd gebruikt. Deze kamer werd achtereenvolgens gehuurd van de weduwe D. van Krugten (1865-1894), J. van Krugten (1895-1903), en P.J. Dirks (1904-1910). In 1910 kocht de gemeente een uit 1875 daterende woning aan en richtte deze in als gemeentehuis. De secretarie was echter slechts op dinsdag en vrijdag ’s morgens geopend. De gemeente-administratie werd sinds 1909 gezamenlijk gevoerd met de gemeente Kedichem in de gemeentelijke secretarie aldaar. In 1957 ontstond daarover zelfs nog een conflict met de gemeente Kedichem. Toen nam de gemeente Arkel namelijk een nieuw gemeentehuis in gebruik, dat mede voor de administratie van Kedichem zou worden gebruikt. Nu had Arkel nooit betaald voor de dienstverlening door Kedichem, terwijl omgekeerd voortaan wel een vergoeding werd gevraagd. Voor het onderwijs was er een gemeenteschool. In 1881 werd het oude schoolgebouw en de onderwijzerswoning afgebroken om plaats te maken voor nieuwbouw. In 1916 werd de school ingrijpend verbouwd. Een brandspuit bezat men in Arkel niet. Het gemeenteverslag over 1850 meldt dat zo nodig gebruik werd gemaakt van een spuit uit Gorinchem. In 1895 werd een zuig-pers- brandspuit aangeschaft. Verder waren er toen 3 brandhaken en 20 emmers aanwezig. Tussen 1926 en 1946 werd een brandspuit in samenwerking met de N.V. Betondak gebruikt. Arkel kende een brandweerplicht. Op grond van een plaatselijk verordening werden de brandweerlieden aangewezen. De eerste recreatieve voorziening kreeg Arkel in 1935. Toen opende zwemvereniging “De Linge” een zwembad op Rietveld.