HISTORISCHE VERENIGING ARKEL EN RIETVELD
ARKEL VERHALEN
Het lager onderwijs in Arkel Velen in Arkel zullen al eens de vraag gesteld hebben : Hoe oud is die school eigenlijk? En verder : Heeft het gebouw altijd op diezelfde plek gestaan? Wat voor onderwijs wordt er gegeven? Om op al die vragen een antwoord te krijgen, valt beslist niet mee. Er zullen zelfs vragen onbeantwoord moeten blijven. Dank zij de inspanningen van dhr. Bol, tot 1985 vakleerkracht muziek aan de school, zijn we heel wat te weten gekomen, vooral over de periode vanaf de Middeleeuwen tot ca. 1800. In die Middeleeuwen had vrijwel elke parochie (de Hervorming moest nog komen) een school. Dit was al in 1215 door de Rooms-Katholieke kerk bepaald. Gevolg hiervan is geweest, dat in bijna ieder dorp in ons land gelegenheid is geweest om minstens te leren lezen en schrijven. Dit was nodig, opdat de kinderen zouden begrijpen wat in de kerkdienst werd gelezen. De school was in die tijd verbonden aan een kerk. Daarom waren de schoolmeesters toen in de regel voorzanger in de kerk, terwijl ze tevens het kostersambt bekleedden. Het lesgeven was nog een bijbaantje van de koster. Later, in ca. 1650 werd dit omgekeerd . De taak van de meester bestond uit het leren lezen en schrijven aan de kinderen en natuurlijk het geven van muziekonderwijs ten dienste van de kerkzang. Verder moesten de kinderen worden opgeleid in goede zeden en tucht. Na de Hervorming ging er een schok door het onderwijs. Het onderwijs moest voortaan volgens de Gereformeerde (Calvinistische) beginselen worden gegeven en dit betekende praktisch een nieuw vak, nl. het lezen van de Bijbel. Het leesonderwijs bestond dan ook voornamelijk uit het spellend, woord voor woord, lezen van de Bijbel, catechismus en gebeden. Om zoveel mogelijk getrouwe aanhangers van het Gereformeerde geloof te krijgen, was het dus noodzakelijk, dat zij konden lezen. Daarom moesten er in alle dorpen scholen zijn, terwijl de kinderen van arme ouders er gratis les moesten kunnen krijgen. Over de aanwezigheid van scholen in de dorpen van Zuid-Holland werd o.a. opgemerkt: ... is oock bij den broederen bevonden, dat die scholen tamelick in de vreese des Heeren aengericht werden, doch hebben de broeders insonderheyt daarop acht geslagen, dat men geen schoolmeesters tot den schooldienst sal toelaten dan die tevoren de belijdenisse hares geloofs gedaen hebben ende gesont in leere en leven bevonden worden. Er waren dus in vele dorpen in Zuid-Holland scholen, waarin volgens Gereformeerde beginselen les werd gegeven. Dit gold ook voor Arkel. Er werd in Arkel zeker vanaf 1595, maar waarschijnlijk al veel eerder, les gegeven aan kinderen. De oudste bronnen hierover stammen uit 1595. In dat jaar kwam tijdens de classisvergadering te Gorinchem de schoolmeester van Arkel ter sprake. Men stelde voor om schout en schepenen van Arkel te benaderen om een goede schoolmeester te vinden, die haar kinderen in goede zeden zou onderwijzen. Kennelijk gaf in die tijd een Katholieke meester les, wat de Gereformeerde gemeenschap niet beviel. Mede daarom werden er later regels opgesteld, waaraan de schoolmeester moest voldoen. Enkele van die regels : - De meester (en zijn gezin) moest lidmaat zijn van de kerk . - De meester moest voortaan zijn handtekening zetten onder een verklaring, waarin hij beloofde de kinderen in de 'enige ware religie' op te voeden. Hendrik Garverdink, de eerste ons bekende school­ meester in Arkel, tekende deze verklaring in 1623. - De schoolmeesters werden verder verplicht de catechismus aan de kinderen te leren . Ook de Synodale Verklaringen moesten zij aanleren. Dit was nog niet altijd het geval, zoals in 1625 in Arkel, alwaar de schoolmeester alleen de catechismus aan de kinderen had geleerd. De meester werd hiervoor door de broeders van Gorinchem (de classisvergadering) op de vingers getikt. Vooral in de eerste jaren van hun bestaan hebben de classes zich veel met het onderwijs bezig gehouden. Ze pleitten voortdurend bij de overheden voor een betere salariëring van de meesters, omdat dezen vele bijbaantjes hadden. In Arkel was de meester tevens voorzanger in de kerk en doodgraver. Deze bijbaantjes waren nodig om de meesters van een redelijk jaarinkomen te voorzien. De classes hadden geen enkel recht om de schoolmeester te ontslaan, want de ze stond onder landsbestuur. Wel kregen zij na 1650 het recht om een schoolmeester voor onbepaalde tijd te schorsen. Hij werd dan 'onder censuur gesteld'. De onder censuurstelling overkwam Cornelis de Groed, schoolmeester te Arkel van 1721 tot 1732. In 1732 werd hij geschorst, waardoor hij geen inkomsten meer had. De classis Gorinchem meldde in 1734, dus 2 jaar later : 'De zaak van Cornelis de Groed, gewezen schoolmeester van Arkel : D.D. deputati circuli Arkel maakten de E. classis bekend, dat hunne Eerw. te dien einde in de kerk van Arkel zijn vergaderd geweest en dat wel met die vrucht en uitwerking, dat de verschillende partijen wederzijds zijn bevredigd en derhalve werd deze zaak voor afgedaan bevonden'. De Groed betuigde in het openbaar in de Arkelse kerk zijn spijt over het gebeurde (wat er is voorgevallen, wordt niet vermeld ). Daarna werd de censuur over hem opgeheven, zodat hij weer school kon houden. De Groed is niet teruggekeerd naar Arkel. Na hem werd een andere schoolmeester benoemd, die school hield tot 1748. Naarmate de gang van zaken op de dorpsscholen beter verliep, gingen de classes hun bemoeienis met het onderwijs verminderen. Dit geldt ook voor Arkel. In de loop van de 18e eeuw werden de verslagen over de school in Arkel minder. Na 1800 werd er zelfs in het geheel niet meer over gesproken, maar vanaf die tijd was het onderwijs een aangelegenheid van de overheid alleen geworden, waarop de kerk geen invloed meer had. Dank zij de aantekeningen, die de kerk, of eigenlijk de classis Gorinchem en de armmeesters van de diakonie Arkel maakten, kunnen we een redelijke rekonstruktie maken van de schoolmeesters, die Arkel gekend heeft van ca. 1600 tot 1860. Verder zijn de verslagen van de schoolopzieners hiervoor nuttig geweest. De schoolopzieners (inspecteurs) werden in 1800 aangesteld door de landsregering. Ze moesten alle scholen in Nederland enkele keren per jaar bezoeken en controleren of alles in orde was. Van hun bevindingen moesten zij schriftelijk verslag uitbrengen. 1595 (?) - 1630 (?) : Hendrik Garverdink. Hij was de eerste Gereformeerde schoolmeester in Arkel. 1661 - 1675 : Adriaan Jansen. Jaarsalaris f 25,--. Hij is waarschijnlijk naar een ander dorp gegaan, omdat hij daar meer kon verdienen. 1675 - 1678 : Adriaan de Ridder Jaarsalaris f 36,-- 1678 - 1698 : Gerrit van Purssum. 1698 - 1714 : Willem Dupper. 1714 - 1732 : Cornelis de Groed. Hij werd in 1732 door de classis geschorst; is waarschijnlijk naar een ander dorp vertrokken. 1732 - 1749 : Arij Koopman 1749 - 1769 : Arie van den Herik. 1769 - 1792 (?) : Johan de Marree 1792 (?) - 1812 : Anthonie Woutering. Volgens het verslag van de schoolopziener was hij zeer bekwaam. De meester heeft veel ambitie en geeft ook onderwijs in de Franse taal, hij heeft het onderwijs net, oordeelkundig en zeer nauwkeurig ingericht en zijn leerlingen onder een bekwamen ondermeester verdeeld. 1812 - 1817 : Pieter van Dijk. 1817 - ... J. Smits 1818 - 1822 : Andries Kolpa. De opziener schreef over hem : ... de leerlingen werden uitmuntend onderwezen. De manier van onderwijs is hier voortreffelijk. Ik ontdekte ook door den goeden smaak en kinderkennis van dezen onderwijzer, gepaard met loffelijke zucht voor zijn werk, hier ter plaatse eene meerdere beschaving bij de schooljeugd, dan bij die der overige dorpen in de omgeving van Gorkom ... 1822 - ... : Hendrik de Lang. Hij is slechts enkele maanden meester geweest. Hij gaf goed onderwijs, maar in de klas was een volslagen gebrek aan tucht. 1822 - 1825 : Matthijs van Berkel. Voorheen was hij ondermeester in Ameide, alwaar hij bekwaam les gaf. 1825 - 1827 : Timmermans . 1827 - 1855 : Koos Damblé. Hij werd op 24-jarige leeftijd meester in Arkel. Hij heeft veel gedaan voor het lager onderwijs in Arkel, de schoolbehoeften voor onderwijs aan arme kinderen betaalde hij zelf, ook verbeteringen aan het schoolinterieur werden voornamelijk door hem bekostigd. De opziener : Hij is een geschikt mensch en wel berekend voor zijne taak. Hij schijnt de praatjes der ouders over zijne leerwijze te veel te ontzien ... Het bleek, dat Dablé op zachtmoedige wijze les gaf. Dit stond veel ouders niet aan . Zij waren kennelijk van hun eigen schooltijd gewend geweest, dat de meester al slaande de kinderen les gaf. De schoolopziener schreef over de ouders : ‘Als enige hier den toonaangevenden ingezetenen eindelijk eens overtuigd zullen zijn, dat hunne reeds meer bejaarde ruwe knapen, die alleen de avondschool bijwonen, ook zonder lichamelijke straffen kunnen onderwezen worden, zal de bekwame, de brave en zachtzinnige onderwijzer veel goeds kunnen stichten’. 1855 - ... ? : Linstee. Natuurlijk is deze rij aan te vullen, maar voorlopig tasten we over een grote periode in het duister. Met de namen Verhoef, Schenk, de Man, Litz, Adriaans, Wisselink en Venis komen we weer wat op bekender terrein. Wij dienen hier tevens bij te vermelden, dat naast deze schoolmeesters, bovenmeesters of hoofden veel ondermeesters, onderwijzers en juffrouwen aan deze school hebben gewerkt. En de gebouwen? In Arkel werd al onderwijs gegeven voor 1600. Wanneer precies weten we niet, maar het moet tussen 1500 en 1590 zijn begonnen. Er werd les gegeven in een zogenaamd schoolhuis. Dit was een woning (in het oude deel van Arkel) van de onderwijzer, die daar met zijn gezin woonde. Van de grootste kamer in zijn huis maakte hij het schoolvertrek. Schoolhuis en schoolvertrek zijn in de loop der jaren verbeterd en uitgebreid, zoals in 1805, toen er 'eenige verbetering en vergrooting van het al te klijn schoolvertrek werkstellig is gemaakt' . Het schoolhuis behoorde aan de gemeente. Het was een dienstwoning, waarin de verschillende schoolmeesters gehele of gedeeltelijk vrije woning hadden. Het schoolhuis bleek rond 1825 te klein voor de vele kinderen, die toen de school bezochten. Het verkeerde in slechte staat en was niet langer bruikbaar. De gemeente wilde een nieuwe school bouwen en vroeg de provincie om subsidie. In 1831 verstrekte het Rijk een lening aan de gemeente van f l. l00,--. De totale kosten van het nieuw te bouwen schoolgebouw waren geraamd op f 4.403,15. Eind 1831 werd de nieuwe school gebouwd, alsmede een onderwijzerswoning. Het gebouw bestond uit één groot lokaal (dit is nu het speellokaal voor de kleuters). De onderwijzerswoning is de woning, die nu bij het speellokaal aan de dijk staat. Aangezien het nieuwe lokaal een stuk groter moet zijn geweest dan het oude schoolvertrek, werd verondersteld dat er nu voldoende ruimte zou zijn. In de jaren erna bleek al heel gauw, dat dit helemaal niet waar was, want de stroom nieuwe leerlingen bleef groeien. In 1880 schreef de schoolinspecteur aan de gemeenteraad van Arkel, dat het schoollokaal in geen enkel opzicht voldeed aan de eisen van hygiene en pedagogiek. Het zou ongetwijfeld door het geneeskundig staatstoezicht worden afgekeurd. De inspecteur stelde voor om een geheel nieuwe school te bouwen en de bestaande onderwijzerswoning te verbeteren. Geen van beide voorstellen zou worden gerealiseerd. Ruim 35 jaar later, in 1916, werd het schoollokaal verbeterd en werden er twee klassen van gemaakt. Verder werden er drie nieuwe lokale n aan gebouwd, maar de onderwijzerswoning werd niet verbeterd. De totale kosten bedroegen fl. 18.230,-. In 1941 werd er in de drie aangebouwde lokalen van 1916 les gegeven. Van het oude gedeelte, uit 1831, werd een gymnastieklokaal gemaakt. In 1954 werd door het steeds toenemende aantal leerlingen een vierde lokaal aa n de drie bestaande gebouwd, maar de school bleef te klein, omdat er in vrij korte tijd zeer veel nieuwe woningen werden gebouwd tussen de Rijksstraatwegbrug en de Burg. Folkertsstraat . Daarom werden er in 1956 nog eens twee lokalen bijgebouwd. De stroom leerlingen bleef echter aanhouden, zodat er in 1964 een noodlokaal op het schoolplein onder aan de dijk werd neergezet, waarna in 1965 een tweede nood lokaal verscheen, welke stond op de plaats waar nu de drie grote populieren staan tussen de school en de sporthal. In 1968 werd de school permanent uit gebreid. Er kon niet verder 'naar achteren' worden gebouwd , dus verscheen de ' zijvleugel' met drie nieuwe lokalen en een personeelskamer. In 1974 werd aan de westzijde van het nieuwe gedeelte het tiende lokaal gebouwd. Tevens werd toen de personeelskamer uitgebreid en ontstonden de ' technische ruimte' en de hoofdenkamer. We zijn dan uitgekomen bij de school in zijn huidige vorm, die nog niet zo lang geleden zijn naam 'De Lingewaard' kreeg. Het gebouw zal zeker nooit de schoonheidsprijs krijgen, omdat het door zijn lange reeks van uitbreidingen zeer veel verschillende bouwstijlen vertoont, maar we weten zeker dat het voor vele geboren Arkelaars een plekje blijft, waaraan vele herinneringen zijn verbonden.
rk