HISTORISCHE VERENIGING ARKEL EN RIETVELD
ARKEL VERHALEN
Arkelse Paardenfokkers Cees van Andel Wie tegenwoordig door ons dorp wandelt of fietst moet constant op zijn hoede zijn om niet te worden aangereden door al het gemotoriseerde verkeer dat dagelijks door ons dorp raast. Voor 1940 was dat wel anders, kinderen konden nog op straat spelen en moesten af en toe eens plaats maken voor een boerenwagen met paard die door het dorp reed. Praktisch alle Arkelse boeren waren vroeger in het bezit van één of meerdere paarden, maar niet alle boeren fokten met deze paarden al gebeurde dat soms wel op bescheiden schaal. Tussen 1900 en 1960 waren er in Arkel en Kedichem echter enkele landelijk bekende paardenfokkers. In Kedichem waren dat de familie Kooij en de familie de Klerk. Arkelse paardenfokkers waren de familie van IJzeren die aan het Kerkeind woonde en de familie de Jong die op Rietveld woonde. In vroeger eeuwen was de paardenfokkerij meestal in handen van adellijke families. Zo zullen de Heren van Arkel ongetwijfeld een eigen paardenfokkerij hebben gehad, helaas is daar niets over bekend. Rond 1840 was het de heer Viruly van Vuren en Dalem die de eerste Duitse hengsten importeerde en ter dekking aan andere fokkers aanbood. Ook op de Gorcumse paardenmarkten werden in die tijd vanuit Gelderland paarden aangevoerd die afstamden van Oldenburger hengsten. Er werd door een aantal Gelderse fokkers voor gezamenlijke rekening een hengst aangekocht in Hannover. Hoewel deze hengst slechts korte tijd in “dienst” is geweest heeft hij diverse nakomelingen voortgebracht waarmee de fokkers uit Arkel en Kedichem voort konden fokken. Stal van IJzeren. Wie via de Smalzijde richting Nieuwland rijdt zal ongeveer 2 km na de spoorwegovergang aan de rechterzijde een grote, enigszins vervallen boerderij zien staan, het “Groot-Bosch” genaamd. Vroeger was dit een voorname hofstede waar de familie Sterk woonde. Eén van de nazaten van deze familie heeft de grote villa aan de Stationsweg net over de Rijksstraatwegbrug laten bouwen, maar dat terzijde. Eén van de dochters uit het geslacht der Sterken was getrouwd met Bas Kooij, een Kedichemse paardenfokker. Een andere dochter was getrouwd met Huig van IJzeren uit Meerkerk en een zoon van dit echtpaar, Kees genaamd, huwde Marie Vervoorn, dochter uit een oud Arkels boerengeslacht. Dit jonge paar ging wonen in een boerderij van de familie Vervoorn aan het Kerkeind. Naast veehouder was Kees een gedreven paardenman. In de wereld van de paardenfokkers was hij een man met gezag en een solide paardenfokker en handelaar. Kees van IJzeren was een man van aanzien en zat in diverse besturen. In 1903 kwam hij in de Arkelse gemeenteraad en vanaf 1910 tot 1943 was hij wethouder van onze gemeente. Gedurende zijn lange wethouderschap zijn er veel dingen in Arkel gerealiseerd. Zo werd er op de Dam een pand aangekocht waarin de gemeenteraad kon vergaderen, er werd een nieuwe drie lokalige openbare school gebouwd en hij was o.a. één van de oprichters van de Boerenleenbank in Gorinchem. Kees kon uitstekend vertellen en kon soms ongezouten zijn oordeel geven, echter zonder iemand te kwetsen. Hij was volgens zijn tijdgenoten een puike kerel met een gezond oordeel. Veel van de paarden gefokt door de stal van IJzeren werden verkocht aan het leger dat uiterst tevreden was over de door de stal van IJzeren geleverde paarden. Tot op hoge leeftijd heeft hij zijn kennis betreffende het fokken van paarden overgedragen aan anderen. Hij overleed op 5 juni 1956. In de paardenwereld werd hij “een man van IJzer, stammend uit het geslacht der Sterken”genoemd. De zoons van Kees waren, evenals de dochters van Aart Kooij uit Kedichem, bekende ruiters en amazones. Uit de stallen van hun vaders kwamen veel goede ruiterpaarden. Na het overlijden van vader Kees zetten zoon Gijs en zoon Huig, net zulke paardenliefhebbers als hun vader, het fokken van paarden door. Zij hadden ieder een boerderij die naast elkaar stonden aan het Kerkeind. Zoon Joost trouwde met Neeltje van Iperen, die op Rietveld woonde en vertrok naar Hoogblokland naar een boerderij van Floor den Hartog. Zoon Teun kwam bij een verkeersongeluk om het leven. Teun was getrouwd met Aantje Sterk uit Nieuwland. Aantje trouwde enkele jaren na het overlijden van Teunis met zijn broer Gijs. Veel paarden gefokt door Gijs en Huig behaalden prijzen bij de diverse paardenkeuringen in den lande. Gijs was vele jaren bestuurslid van de rijvereniging Hippos. Vooral Huig was een man van gezag in de paardenwereld. Veel paarden door hem gefokt behaalden prijzen bij de diverse paardenkeuringen. Huig stak tijdens deze keuringen zijn mening niet onder stoelen of banken en als hij het met een beoordeling niet eens was dan liet hij dat met een stem als een bazuin aan de juryleden en de omstanders weten. Maar aan alles komt een eind, de voortgaande mechanisatie in de landbouw maakte het paard overbodig bij het bewerken van het land en met paarden fokken was geen droog brood meer te verdienen. Veel paardenfokkerijen gingen ter ziele en ook aan de stal van IJzeren kwam een einde. De beide zoons van Huig, Jan en Kees, hadden na het overlijden van hun vader geen ambitie om het boerenbedrijf van hun vader voort te zetten en zo verdween er weer een boerenbedrijf dat jarenlang zijn stempel had gedrukt op het boerenleven in Arkel. Gelukkig werd de markante boerderij van Huig niet gesloopt. Nog steeds woont er een van IJzeren, Huig jr. zoon van Kees, die een gewaardeerd medewerker was van notariskantoor van Leussen en v.d. Broek. Stal de Jong. Een andere landelijk bekende, Arkelse paardenfokker was de boer Cornelis de Jong Tzn. die een fokkerij en hengstenhouderij op Rietveld had. Cornelis de Jong was in 1880 neergestreken in onze gemeente. Hij stond bekend als een hardwerkende boer met een goed verstand, met hart voor zijn boerenbedrijf en veel liefde voor paarden. Cornelis de Jong was een rijke boer met veel invloed in onze gemeente. Zo had hij vele jaren zitting in de gemeenteraad, was hij lid van het bestuur van de Rietveldse polder, diaken van de Hervormde gemeente en bekleedde hij bestuursfuncties bij diverse verenigingen in Arkel en in de streek. De paarden uit zijn fokkerij waren zeer gewild en brachten vaak zo’n goede prijs op dat e.e.a. breed werd uitgemeten in de streekbladen. De Jong had eigen hengsten en veel fokkers uit de omgeving vonden de weg naar Rietveld om daar hun merries te laten dekken door de hengsten van de Jong. Vooral de hengsten die luisterden naar de naam MODEL en CONGO waren wijd en zijd bekend. Door selectief kruisen met paarden en hengsten van ander bloed wist de Jong een stal op te bouwen die landelijke bekendheid genoot. Als de Jong met zijn vrouw op zondagmiddag met de Utrechtse tentwagen ging toeren met daar één van zijn prachtige paarden voorgespannen, dan keek menigeen met grote bewondering naar dit fraaie Arkelse gerij. Veel, heel veel prijzen heeft de Jong met zijn paarden op de diverse keuringen gewonnen. De Jong overleed 28 oktober1924, 75 jaar oud. Vrijwel de gehele Arkelse bevolking was tijdens de begrafenis op de begraafplaats aanwezig, waaronder burgemeester Folkerts en de beide wethouders, afgevaardigden van het kerkbestuur, afgevaardigden van het polderbestuur van de polder Rietveld, van het Groene Kruis en diverse verenigingen en instanties waar de heer de Jong lid van was geweest. Burgemeester Folkerts die bij het graf enkele woorden sprak, bracht in zijn rede de grote verdienste van de overledene naar voren. Hij was een raadslid en later een wethouder met het hart op de goede plaats die met allen uit de Arkelse gemeenschap in vrede en vriendschap had getracht te leven. De Jong had 4 zoons en drie dochters. Het boerenbedrijf en de paardenfokkerij werden door zijn zoons Jan en Rinus en Kees voortgezet. Jan en Rinus bleven samen met hun moeder die in 1939 overleed en zuster Betje op de ouderlijke hofstee op Rietveld wonen. Kees, die getrouwd was, woonde in een villa aan de Nieuwe Hoven in Gorcum. Op het Klooster, dat ook hun eigendom was, werd een moderne landbouwschuur gebouwd die plaats bood aan een complete veestapel en aan de paarden en hengsten van het fokstation. De oude boerderij op het Klooster werd verhuurd. Al eerder memoreerde ik dat Cornelis de Jong een rijke boer was. Zijn erfenis was dan ook zeer omvangrijk en alle kinderen kregen een zeer rijke erfenis toebedeeld. Jan, Rinus en Kees werden “de zilverboertjes van Arkel” genoemd. Omdat ze net als hun vader klein van gestalte waren, werden ze in de volksmond en door de arbeiders dan ook oneerbiedig Jantje, Rinussie en Keesie genoemd. Jan, die rossig haar had, werd “Rooi Jantje” genoemd. Uiteraard werd die benaming alleen gebruikt als de broers daar niet bij aanwezig waren. Rinus nam de leiding van de boerderij op zich en Jan werd de man van het fokstation. Wat hun vader was begonnen werd door de zoons verder uitgebouwd en al spoedig hadden ook zij landelijke bekendheid. Evenals hun vader wisten zij met hun paarden veel prijzen te winnen. Jan was in zijn jonge jaren een zeer verdienstelijk ruiter en heeft als springruiter veel prijzen gewonnen. Op het erfhuis van de Kedichemse paardenfokker Aart Kooij kochten de gebroeders de merrie Asijgje. Zij werd de stammoeder van veel nakomelingen van wie de namen altijd eindigden op “sijgje” Op de diverse keuringen wisten deze “sijgjes” veel prijzen te winnen. Kees van IJzeren verzuchtte eens, “als die de Jongen met hun Sijgjes naar een keuring komen pikken ze altijd de hoofdprijs in. We kunnen net zo goed thuis blijven”. Na de tweede wereldoorlog werden er in de wei gelegen tussen het klooster en de hofstee van de de Jongs vele malen stamboek- en premiekeuringen gehouden. In de hoogtijdagen kwamen soms wel 100 paarden en veulens naar deze keuringen. In mijn jeugd ben ik daar dikwijls wezen kijken en ik was vaak de koning te rijk als ik samen met Jan de paarden van de stal de Jong mocht bewonderen. Als ik dan tegen hem zei dat zijn paarden de mooiste van allemaal waren, stopte hij me soms een dubbeltje in de hand met de opmerking, “ga maar een koek kopen bij het kraampje”. Voor de oorlog ging Jan, evenals zijn vader vroeger, met zijn hengsten lopend naar zijn klanten. Aan het eind van de jaren veertig kochten de broers een uit het Engelse leger afkomstige Austin vrachtwagen, die werd omgebouwd tot transportwagen voor de hengsten. Jan kon nu met zijn hengsten een veel groter gebied gaan bestrijken om bij fokkers en boeren aan te huis komen en daar de merries door zijn hengsten te laten dekken. De auto had een links stuur en Jan kwam maar net boven dat stuur uit. Het is een wonder dat hij nooit ongelukken heeft gemaakt. Je hoorde Jan vaak al van ver aankomen want de hengsten konden behoorlijk te keer gaan in de auto. Aan de voorkant van de auto hingen altijd bordjes met daarop de namen van de hengsten die op dat moment in de auto stonden. Navigator, Zadonis, Nadonis en Hippo. In mijn jeugd kende ik ze allen bij naam en samen met Jan in de stal heb ik ze vaak in hun boxen bewonderd en gevoerd. Begin vijftiger jaren besloten de broers het rustiger aan te gaan doen. Het vee werd verkocht en de boerderij op het klooster werd verpacht aan de familie Marskamp uit Wilsum. Jan ging nog enkele jaren door met zijn hengstenhouderij en paardenfokkerij, maar in 1955 gaf hij er ook de brui aan. Op 17 november 1955 werden de paarden op een openbare verkoping verkocht. Er werden 4 hengsten, 3 merries, twee merrieveulens, één hengstveulen en een ruin te koop aangeboden. Van heinde en verre kwamen paardenfokkers naar deze verkoping. Het was een prachtige dag tijdens de verkoop en de paarden werden op hun paasbest aan de toeschouwers getoond. De inzetten vielen echter erg tegen en bij het uitmijnen bleven nog enkele paarden eigendom van de gebroeders. En zo verdween de laatste paardenfokkerij uit Arkel. De broers gingen rentenieren, er werd een renteniersvilla gebouwd naast de afrit naar het Klooster die de naam “KLOOSTERHOF” kreeg. Naast Rinus en Jan gingen ook zuster Betje en huishoudster Lena daar wonen.
rk