HISTORISCHE VERENIGING ARKEL EN RIETVELD
ARKEL VERHALEN
De Mangelkampen De meeste Arkelaren zullen niet weten waar dit stuk land te vinden is. De Oude Zederik, waarvan nu nog een gedeelte over is langs de Stationsweg, liep door naar Meerkerk maar is door de aanleg van het Merwedekanaal verdwenen. De Bazeldijk was de “rivierdijk” van de Zederik. De Mangelkampen was een uiterwaard van de Zederik. Deze lag tussen Zederik en Bazeldijk, vanaf het einde van het huidige Betonsonbedrijf tot aan de Stationsweg bij het Molendijkje. In het verleden was de afwatering van polders vaak een strijdpunt. De Mangelkampen was een hoog gedeelte, een diluviale terreinverheffing, die ook in Hoogblokland, Hoornaar en Noordeloos voorkomt. Op het hoogste gedeelte is ‘Schoonzigt’ ooit gebouwd. In het jaar 1664 werd er al een verdrag gesloten dat het water van de Mangelkampen op de Zederik geloosd diende te worden. Dit werkte niet goed. Zo lezen wij in het handvest van de Overwaard (gedrukt in 1782), dat in 1727 zonder toestemming een duiker is gelegd door de Bazeldijk naar de Mangelkampen. Door het hoge water in de Zederik was de wateroverlast in de Mangelkampen vaak een probleem. De eigenaar was Justus van den Burggraaf. Er volgden klachten van de polder Arkel beneden de Zouwe die het overtollige water rond de Mangelkampen moest afvoeren. Omdat de kade van de Zederik langs de Mangelkampen niet stevig genoeg was, kwam het water van de Zederik ook bij de naastgelegen polder terecht. Na veel geharrewar werd uiteindelijk besloten dat de duiker mag blijven liggen, maar van den Burggraaf moet zorgen voor een goede kade langs de Zederik. Om misbruik te voorkomen moet er een slot op de duiker komen. De sleutel komt in handen van de watergraaf, en voor de afvoer van het water moest betaald gaan worden. De bewuste duiker werd door de Bazeldijk gelegd, op de plaats waar nu nog een duiker aanwezig is en wel tussen het huis van dr. De Vries en het witte huisje ernaast. In 1784 werd er een nieuwe overeenkomst gemaakt tussen Jan Jacob van Hoey, schout-bij-nacht van Holland en West-Friesland, eigenaar van de Mangelkampen en de polder Arkel beneden de Zouwe (het Land der Zes Molens). Er komt een schuif met twee sloten, waarvan de sleutels in handen komen van twee ingelanden van de Lage Giessen, want het overtollige water kwam uiteindelijk in de Kromme Giessen. Het onderhoud van de duiker kwam bij de eigenaar van de Mangelkampen terecht, evenals dat van nog enkele andere kokertjes die aangelegd waren. De twee ingelanden mochten de duiker pas openen als er geen wateroverlast was in hun gebied en weer sluiten als de Mangelkampen droog genoeg was. Aan beide ingelanden moest van Hoey vijftien stuivers vergoeding betalen voor het openen en sluiten van de duiker. Bij misbruik mocht de duiker door middel van een dam afgesloten worden met grond uit de Mangelkampen. De vergoeding aan de ingelanden werd later omgezet in een gratificatie voor de molenaars. Nog later en wel op 12 oktober 1863 werd bij notariële akte vastgelegd dat er aan de Overwaard 50 gulden per jaar betaald moest worden voor de afvoer van het water van de Mangelkampen. Dat was het gevolg van de slechte kade langs de Zederik en het vele kwelwater in de Mangelkampen. Dat er veel strijd was over de afvoer van het overtollige water zal nu door dit verhaal wel duidelijk geworden zijn. En dan te bedenken dat de Mangelkampen nog geen 13 hectare groot was. Door de aanleg van het Merwedekanaal werd een goede kanaaldijk gemaakt, zodat er een einde kwam aan wateroverlast van de Mangelkampen door de slechte kade van vroeger. Door de aanleg van de spoorlijn werd er een duiker onder de spoorlijn door gemaakt om de twee gedeelten van de polder te verbinden. Ook werd er een waterinlaat gemaakt bij de Rijkswaterstaatbrug naar de Oude Zederik. Nu is dus de waterhuishouding van dit gebied goed geregeld