HISTORISCHE VERENIGING ARKEL EN RIETVELD
ARKEL VERHALEN
Scheepvaart voor Betondak Henk Gaikhorst Tijdens Betondak idee, de bijeenkomsten over de toekomst van het terrein van Betondak, met de eigenaar, de van Nieuwpoortgroep en andere aanwezigen kwam ter sprake hoeveel mensen en bedrijven in Arkel en Hoogblokland op een of andere manier met de fabriek te maken hadden. Er werkten in de hoogtij dagen circa 600 mensen en als om 5 uur de sirene van Betondak was te horen werd het dorp binnen 10 minuten overspoeld door fietsers, de zogenoemde Betondakkers, die naar huis gingen. Naar huis was naast Arkel, ook Gorinchem en Leerdam, bij de Schotdeurense brug moesten wij als kinderen goed uitkijken met oversteken, anders liep je onder de fiets van een Leerdammer! Naast alle fabrieksmedewerkers waren er ook veel toeleveringsbedrijven die op de fabriek of op een van de schepen achter Betondak werkten. Expediteurs zoals de auto’s van Leen de Bruin, Henk en Koos Kooij, Aart de Jong en Klaas Boote reden af en aan en brachten de producten zoals trottoirtegels, palen en dakplaten naar de bouwplaatsen door het hele land. De hele dag door kwamen er wel auto’s over Schotdeuren die naar de fabriek reden of naar de grote steden waar in de wederopbouw na de 2e wereldoorlog heel veel betonproducten werden gebruikt. In elke stad kon je stoeptegels met reclame daarop aantreffen van Betondak Arkel. De locatie van Betondak aan het water was vanaf het begin ideaal voor aan- en afvoer van producten. Al in de begin jaren, maar ook tijdens crisisjaren en de tweede wereldoorlog, gingen de activiteiten over het water volop door. Op het Merwedekanaal en het verbindingskanaal was het druk met schepen die grondstoffen aanvoerden en betonproducten door het hele land vervoerden. De brugwachters hadden het er druk mee! Er werd industriezand en grind aangevoerd, dat gebeurde over het algemeen met kleine scheepjes uit de omgeving. Deze grondstoffen werden onder andere uit de Maas opgegraven en met deze scheepjes van 80 tot 100 ton laadvermogen aangevoerd. Door dat betrekkelijk kleine laadvermogen voeren ze af en aan om de productie bij te houden. Het laden ging met de giek waaraan een bak was bevestigd om het zand van de bodem te scheppen. Industriezand is de verzamelnaam voor betonzand en metselzand en is een van de belangrijkste grondstoffen voor de bouw, en dus ook voor de productie van beton elementen. Het grove zand komt hoofdzakelijk voor in de provincies Gelderland, Noord-Brabant en Limburg, het grind komt uit de Maas. Dit zand is in een ver verleden door de rivieren aangevoerd. Hoe dichter het zand bij de oorsprong van de rivier is afgezet, des te grover het zand is. Vandaar dat richting zee het zand steeds fijner wordt. Het lossen gebeurde met de kranen die bij Betondak op de kade stonden. Zand werd onder andere gebracht door de Woudrichemse familie Vink, die in de volksmond bekend stond als de “zandvinken” Een ander schip dat in het transport van zand en grind zat en die met vaste regelmaat op Betondak loste was de “Trebeta” van de familie Vogel. Om beton te produceren was er ook cement nodig. In de beginjaren werd dit ook door schepen aangevoerd en werd het cement los in het ruim gestort. Bij regen werden de luiken onmiddellijk dichtgemaakt om hard worden te voorkomen en bij harde wind stoof het cement alle kanten uit. Later werd het vervoer en het lossen veel beter doordat het in grote bolvormige cilinders zat die leeggepompt konden worden. Of het kwam per spoor. Voor de afvoer van de palen en tegels werd ook gebruik gemaakt van schepen. Dit was afhankelijk van de plaats van bestemming en de bereikbaarheid over het water. Zo voeren er onder andere drie Kempenaars van de familie Harder. Harder sr. was schipper op de “Imperfect 1”. Dirk Duizer die later brugwachter is geworden op de Rijksstraatwegbrug voer op de “Imperfect 2”. Dat Dirk meer schipper dan brugwachter was blijkt uit het volgende verhaal: De brandweer moest uitrukken en er was naar de brug gebeld met het verzoek de brug niet te draaien omdat de brandweerauto er elk moment aan kon komen. Maar op dat moment kwam er ook een schip voor de brug en Dirk ging draaien, scheepvaart gaat voor, verdedigde hij zich toen de brandweer loeiend voor de slagbomen stond. Het ontaarde in een felle woordenwisseling tussen Dirk en Eim de Stigter die vond dat de brandweerauto voorrang had. Jaap Harder was de schipper op de “Imperfect 3”. Behalve Dirk Duizer heeft Jan van den Dool ook bij Jaap Harder op de Kempenaar gevaren. Later is Jan samen met zijn vrouw Ellie zand en grind gaan varen met hun eigen schip, de “Elja”. Een andere bekende schippersfamilie was de Blomberg uit Kedichem. Oorspronkelijk voeren ze met een Tjalk, vooral naar Friesland en Groningen. De Blombergen werden geroemd om hun vakbekwaamheid. De verre reizen over het IJsselmeer en naar Texel werden meestal door hen uitgevoerd. Het IJsselmeer was in de jaren voor dat de inpoldering plaats vond gevaarlijk water. Vooral bij harde wind kon het daar spoken, maar ze waren het water altijd de baas. Na de Tjalk voeren Herman en Aart met de “Arie” Daarmee vervoerden ze onder andere heipalen. Chris van Genderen die daar in die tijd werkte vertelde dat er soms 3 reizen per week naar Rotterdam waren waarbij ruim 1000 ton aan palen werd vervoerd. Met name palen tot een lengte van 21 meter gingen naar Rotterdam. Naast de “Arie” had de familie Blomberg ook nog een ander schip, de “Cornelia Gerdina”. Er werden in die tijd ook erg lange palen geproduceerd. Het Dordtse bedrijf van der Wees watertransporten vervoerde deze erg lange palen op zolderschuiten met een sleepboot er voor. Dit soort transporten kwamen door het kanaal en gingen via Gorinchem onder andere richting Rotterdam. Ook de “Arie” van Blomberg had wel eens zo’n bak op sleeptouw. Op die zolderschuiten zaten ook twee matrozen om de zaken goed te laten verlopen. De hoogtij periode was tussen 1959 en 1969, het gebeurde toen regelmatig dat er meer dan 20 schepen achter Betondak lagen om vracht te krijgen. Hoewel de schippers concurrenten waren en er zelfs via de Schippersbeurs ingeschreven moest worden om een vracht tegels te krijgen was er ook collegialiteit. Toen Dirk Duizer door een ernstig verkeersongeluk voor een lange periode niet kon werken stelde Barend Blomberg voor geld en goede woorden een van zijn matrozen beschikbaar op de Imperfect 2. In december 1962, zo verteld Chris van Genderen, hadden ze geladen voor een vracht naar Catsveer in Zeeland. Het ging vriezen en pas op 2 maart 1963 kon de lading worden afgeleverd. De sleepboot “Broedertrouw 10”, die net terug was van een sleepklus in het Suez kanaal deed er twee dagen over om het kanaal te breken en weer bevaarbaar te maken. Er is ook een periode geweest dat er met grote regelmaat coasters naar Betondak kwamen, die haalden rioolbuizen op met bestemming Zweden. Tot ergernis van de binnenschippers hadden de coasters altijd voorrang bij het laden en lossen. De schippers hadden ook regelmatig overleg, zo werd mij verteld. Dit overleg vond dan plaats in het stationskoffiehuis, een café tegenover het station. Of het altijd nodig was is niet duidelijk geworden, dat het gezellig was en soms laat werd staat vast. Om al die schepen te laden en lossen waren er ook aan de wal mensen nodig die dat regelden en de kranen bedienden. Op de kranen zaten Gijs Muilwijk en Gerrit den Adel. Er gaat een verhaal dat er een fles jenever was verstopt in een van de gereedschapskisten van de kranen en dat er af en toe een wal medewerker naar binnen liep om “de kraan te smeren” Er was wel een zekere hiërarchie, de kraanbestuurders werkten niet graag onder de kraan aan de wal. Aan de wal werkten onder ander Leen de Jong en Huib Schreuders. Als het niet druk was dronken ze wel eens koffie en vertelden ze elkaar sterke verhalen aan boord bij Blomberg. Van Huib was bekend dat hij goed konijnen kon slachten en Chris van Genderen vertelde dat Huib voor Barend Blomberg in het ruim een konijn had geslacht en voor dat de anderen hun koffie op hadden was het konijn panklaar. Als het erg druk was werden de palen al aangereden naar de kranen om zo snel mogelijk te worden geladen. Jan den Braven was degene die verantwoordelijk was voor het laden, hij bepaalde hoe en waar de strijken onder de lading werden gelegd. Een secure klus want de druk op de bodem van het schip moet gelijkmatig zijn verdeeld om schade te voorkomen. De scheepvaart zorgde ook voor indirecte handel en werkgelegenheid in het dorp. Zo kwamen Teunis en Joppie Wallaard er om pap en melk te leveren aan de schippers. Meestal was dat gepasteuriseerde melk dat gaf weinig omkijken in de mannen gemeenschap aan boord, die kon je immers lang bewaren. Ook Arie Verschoor die op Schotdeuren een Spar winkel had, ging bijna dagelijks met zijn bestellingen naar Betondak. Van hem is bekend dat hij lege statiegeld flessen die elders waren gekocht niet innam, “ik heb er niks aan verdiend, dan ga ik er ook niet mee sjouwen” was zijn devies. Ook bakker van Mourik, die aan de Bazeldijk woonde, was vaste gast op de fabriek. Als de schepen langs de Bazeldijk voeren werden soms al bestellingen naar de wal geroepen die dan later werden afgeleverd. Ook de kolenboer Herman van Est had zijn klanten onder de vele schippers die Betondak aandeden.