HISTORISCHE VERENIGING ARKEL EN RIETVELD
ARKEL VERHALEN
Oorlogsverhalen WO2 Het is in 2020 75 jaar geleden dat ons land bevrijd werd van de Duitsers. Het aantal mensen dat de Tweede Wereldoorlog bewust heeft meegemaakt wordt steeds kleiner. Een oud Arkelaar, de heer Koos den Besten, heeft zijn herinneringen aan deze tijd op papier gezet. Zij geven een beeld hoe het leven in die tijd in ons dorp was. Het zou het verhaal van tientallen andere Arkelaren kunnen zijn, al zullen de details soms wat verschillen. Leest u zelf maar. Dit zijn enkele verhalen die ik uit mijn geheugen heb opgetekend. Ze hebben niet de intentie dat ze een oorlogsdocument zijn en misschien zijn ze in detail ook niet geheel correct, maar ze zijn opgetekend zoals ik het me herinner. Misschien geeft het een beeld van het leven van de Arkelse bevolking in de 2e wereldoorlog. Tijdens het schrijven kwamen er steeds weer nieuwe beelden uit mijn herinnering naar boven. Daarom heb ik al de verhalen in rubriekjes ingedeeld, zodat het gemakkelijk leest. Erg spannend zijn de verhalen niet en mensen uit het verzet zullen wel spannender dingen hebben meegemaakt, maar dit is slechts een optekening van dingen die me weer voor de geest komen. Winter 1941 - 1942 De winter van 1941-1942 was zeer koud en doordat de rivieren waren dichtgevroren was scheepvaart niet mogelijk. Dit had tot gevolg dat er een gebrek aan brandstof ontstond. In die tijd werden de huizen nog met kolenkachels verwarmd. Ook de scholen hadden met brandstofgebrek te kampen. Ik zat in die tijd voor mijn eindexamen MULO dat in juni zou plaats vinden. De MULO in Gorcum had het brandstofgebrek opgelost door samen met andere scholen één school gezamenlijk te benutten. Dit werd bereikt door de lesuren aan te passen. Daardoor had ik één week les van 08:00 tot 13:00 uur en de volgende week van 13:00 tot 18:00 uur en dat 6 dagen per week, dus ook op zaterdag. Dientengevolge fietsten wij 's morgens om half acht in het pikkedonker bij min 20 graden naar school over gladde sneeuwwegen. Thuis hadden wij gelukkig geen kolengebrek, omdat de kolenboer de wintervoorraad al in september aangeleverd had. De gemeente Gorcum had echter veel kolen nodig voor de veerponten, die moesten blijven varen. Om de overvaart mogelijk te maken was een sleuf in het ijs van de Merwede opengehouden. Er was toen nog geen brug en al het Noord-Zuid verkeer ging via het veer Gorcum-Sleeuwijk. Omdat dit voorrang, had waren er voor de scholen minder kolen beschikbaar. Pinksteren 1944 In verband met de verwachtte invasie van de geallieerden besloten de Duitsers om de Alblasserwaard onder water te zetten. De boeren aan de rand van de waard in de Minkeloos in Hoogblokland mochten echter een dijkje aanleggen om hun boerderijen droog te houden. Dientengevolge kreeg de gehele bevolking van Arkel op zaterdag voor Pinksteren een oproep van de NSB burgemeester Kor Folkerts, een zoon van burgemeester Folkerts sr., waarin alle mannen tussen 18 en 60 jaar werden verplicht zich op Pinksterzondag met spa of schop te melden bij de uitvoerder van de werkzaamheden in Hoogblokland. De volgende dag was het erg druk in de Minkeloos, mannen uit Arkel, Hoogblokland, Hoornaar, Giessendam, Giessen-Nieuwkerk enz. liepen door de weilanden en hier en daar werd er zelfs wel eens een schop in de grond gestoken, maar ‘s avonds had de uitvoerder van de Heidemij. samen met een paar helpers alleen nog maar met touwtjes aangegeven waar het dijkje moest komen. Ook de andere dag werd er weinig uitgevoerd en tenslotte is het dijkje later door enkele vakmensen aangelegd. Vermeldenswaard is nog dat 's middags om één uur enkele melkbussen met erwtensoep van uitzonderlijke kwaliteit werden aangevoerd die men zich goed liet smaken. Het water heeft nooit tot het dijkje gestaan en een jaar later werden de krijgsgevangen Duitsers enige tijd in dezelfde vochtige weilanden gelegerd. Russen In de laatste maanden van de oorlog was er op de hooizolder van de boerderij van Gobel Boot in Arkel, een afdeling van Mongoolse Russen gelegerd. Deze waren door de Duitsers voor de keus gesteld: of meevechten of de kogel. Dat was dus geen moeilijke keus voor hen. In die tijd hadden wij nog nooit van de Islam gehoord, dus voor ons was het een wonderlijk gezicht en gehoor wanneer deze mensen hun dagelijkse gebeden uitoefenden. In de spertijd, na 7 uur in de avond, mocht niemand meer buiten komen en deze Russen was opgedragen daar toezicht op te houden echter ze schoten op alles wat bewoog, ook op mensen die een vergunning hadden om na spertijd buiten te zijn zoals artsen, brugwachters, enz. Ook waren ze goed in het zo genaamde “organiseren” dat wil zeggen alles stelen wat je kan gebruiken. Bij Henk de Jong had een Rus in de schuur ingebroken en stond al met Henk's fiets in de hand. Henk de Jong zag dat en liep vlug naar de schuur. Daar trok hij het geweer van de schouder van de Rus en richtte op hem. De Rus stond al met zijn handen in de lucht en Henk wist niet wat hij moest doen. Tenslotte hing hij het geweer weer over de schouder van de Rus en leidde hem de schuur uit. Die droop toen af maar Henk heeft natuurlijk enkele dagen in angst geleefd. Gelukkig heeft hij er nooit meer iets over gehoord. Inkwartiering De laatste maanden van de oorlog werd de Arkelse bevolking regelmatig lastiggevallen door doortrekkende troepen die naar de frontlinie in het Land van Altena gingen of daar vandaan kwamen en werden vervangen door andere troepen. Die Duitsers werden dan voor één of meerdere nachten ingekwartierd bij Arkelse gezinnen. Dat onderdak bieden aan die troepen was niet het ergste, maar deze frontsoldaten stalen alles wat los en vast zat. Bij ons in de schuur stond nog een oude fiets zonder banden en zadel, maar zelfs die was op een gegeven moment verdwenen. Bij mevrouw Zaanen van het metselaarsbedrijf, hadden ze alle steigerpalen meegenomen. Nu was er bij ons een commandant ingekwartierd, dus mijn vader had mevrouw Zanen aangeraden om bij deze Obersturmfuhrer of wat zijn rang ook was, haar beklag te doen. Inderdaad hoorde hij haar klachten aan en beloofde de zaak te onderzoeken. Toen ze echter de kamer verliet stak hij zijn tong achter haar rug uit. De palen zijn nooit meer teruggekomen. Goede Duitsers In December 1944 was er een groep Duitsers in Arkel gelegerd die tot taak had de fronttroepen te vermaken. Deze wonderlijke groep van Schauspieler en musici waren niet kwaad. Door de omstandigheden moesten ze nu echter ook soldaatje spelen. Bij mijn schoonvader was de operazanger Willi Hapag ingekwartierd. Daar was ook een Schreibstube. Op een morgen kwam de man met een radiotoestel onder zijn arm de kamer binnen en plaatste het toestel op tafel, deed de stekker in het stopcontact en liep weg. Plotseling klonk uit de luidspreker: “Dit is Herrijzend Nederland vanuit Eindhoven, hier volgen de nieuwsberichten”. Natuurlijk werd er met belangstelling naar het nieuws geluisterd. Aan het eind van de nieuwsuitzending kwam hij weer binnen en zei: “nu hebben jullie het gehoord maar objectief blijven, wij liegen maar zij ook”. Daarna is deze Oostenrijker een goede hulp geweest bij het verplaatsen van de auto van mijn schoonvader naar de Betondak. Ook liet hij de stempels in de Schreibstube altijd open en bloot liggen en daar is door het verzet dankbaar gebruik van gemaakt. Helaas is deze groep later in zijn geheel bij een bombardement in de omgeving van Zwolle omgekomen. CCD (Crisis Controle Dienst) Op een morgen zei mijn moeder tegen mij: “ik heb met tante Teuntje afgesproken dat jij vandaag wat aardappels bij haar komt halen. Doe de koffer maar achterop je fiets en ga ze maar halen”. Tante Teuntje was een zuster van mijn grootmoeder en woonde in Kedichem. Haar man had daar een landbouwbedrijf en teelde o.a. veel aardappels. Ik ging op weg naar Kekum en was al gauw bij tante Teuntje. De koffer werd eivol geladen met aardappels en ik weer terug naar Arkel. Als ze je aanhouden zeg je maar dat je ze bij van Zanten hebt gehaald riep tante me nog na. Van Zanten was de groenteboer in Kedichem die naast Tante Teuntje woonde. Halverwege zag ik ze al aankomen, twee mannen van de CCD. Een ervan werd altijd “bruinbroek” genoemd, omdat hij altijd dezelfde bruine broek droeg. Ontlopen was niet meer mogelijk dus ik reed gewoon door in de hoop dat ze me met rust zouden laten. “Halt, wat zit er in die koffer” zei de bruinbroek. “Open maken” en ja, ik was er gloeiend bij. “Waar heb je die aardappels gehaald?” vroeg de bruinbroek. “Bij van Zanten in Kekum” antwoordde ik. “Kom dan maar mee naar van Zanten” en dus, ging ik met de CCD-ers weer terug naar Kedichem. Maar van Zanten wist natuurlijk nergens van en ik wilde tante Teuntje niet verraden. Gelukkig had zij van achter de gordijnen alles gezien en kwam me te hulp. Fel trok ze van leer tegen de CCD-ers. “Als ik een paar aardappels aan mijn neefje geef dan hebben jullie daar niets mee te maken”. De CCD-ers bonden wat in en kregen zowaar begrip voor de situatie. “Maar U levert toch wel aan de VEBENA”, vroegen ze. De VEBENA was de instantie die voor de aardappelvoorziening in het land zorgde. “Natuurlijk” zei tante Teuntje en liet wat papieren zien die een en ander aantoonden. Zo liep alles nog goed af, omdat de CCD wel begreep dat dit niets met zwarthandel te maken had. Bombardement In de laatste maanden van de oorlog werd de brug over het Merwedekanaal in Arkel gebombardeerd door 2 jachtbommenwerpers. Doordat ze de bommen te laag afwierpen, kaatsten ze weer op van het wegdek en kwamen ergens anders neer. Eén ging door het dak bij Dina van Buuren en belandde op straat midden in het dorp, maar gelukkig ontplofte hij niet. Deze werd gauw door de Duitsers van zijn ontsteking ontdaan. De andere vloog over het dorp en ontplofte in een weiland bij het Klooster. De enige schade die hij aanrichtte waren gebroken ruiten en verschoven dakpannen. Regelmatig werd in die tijd de spoorlijn tussen Arkel en Nieuwland gebombardeerd, maar de meeste bommen kwamen in het weiland terecht. In de spoorputten naast de spoorlijn zullen nog wel diverse onontplofte bommen liggen. Vleestransport Slager Baas in Arkel moest voor de Duitsers een koe slachten. De geslachte koe moest vervoerd worden naar elders in een geheel dichte wagen. Bij aannemer van Dijk werden de laatste houten planken gevorderd en mijn vader moest daarvan een open vrachtwagen voorzien van een geheel dichte overkapping. Toen de wagen zover was, dat de koe erin kon worden opgehangen, kwamen veel mensen het schouwspel gadeslaan. Mijn vader was met voorbedachten rade gekleed in een oude lange leren jas met veel ruimte. Telkens opnieuw verzon mijn vader een reden om nog hier en daar een voorziening aan te brengen in de constructie van de wagen en telkens ging er weer wat vlees of vet onder de jas dat hij ongemerkt aan de omstanders uitdeelde. Daarbij vergat hij natuurlijk zichzelf ook niet. Tenslotte werd de wagen gesloten en vertrok het vlees richting elders. ‘s Avonds rook het in het dorp lekker naar gebraden vlees en werd er bij vele Arkelaren weer eens heerlijk gegeten. Verlichting In de winter van 1944 - 1945 werd de elektriciteit afgesloten en hadden we geen verlichting meer. De laatste kaarsen die we nog in huis hadden waren na een paar dagen opgebrand. Petroleum was ook niet meer te verkrijgen, dus werden zogenaamde walmpitjes gebruikt. Dat waren olielampjes gevuld met lijnolie of andere olieachtige brandstof. Ook werden wel fietsen op zijn kop gezet en dan moest iemand het wiel draaien of de trappers ronddraaien dan had men een spaarzaam lichtpuntje. Door experimenteren kwam ik er achter dat er tussen de nuldraad van het elektriciteitsnet en de aarde (de waterkraan) spanning stond. Ik heb daartussen een heleboel fietslampjes gezet en ‘s avonds hadden wij een verlichte kamer. Tot de bakker, die enige huizen verder woonde en wel stroom geleverd kreeg voor zijn machines, de schakelaar omzette. Er ontstond een felle lichtflits en alle lampjes waren doorgebrand. De verlichting was dus van korte duur. Terreur In die laatste maanden van de oorlog was de “ ondergrondse” erg actief. Zo hadden ze ‘s nachts de spoorlijn onklaar gemaakt. De Duitsers zochten wraak en wilden het hele dorp plat branden. In een spannende nacht hebben toen de NSB-burgemeester en de gemeentesecretaris Arkel voor het ergste behoed. Het feit dat de spoorlijn ter plaatse op het grondgebied van Nieuwland lag, heeft Arkel gered. Er werden slechts twee huizen afgebrand. Deze huizen stonden op Nieuwlands grondgebied, maar de bewoners waren wel echte Arkelaren. De schrik zat er goed in bij de Arkelse bevolking en dat zal wel de reden zijn geweest dat er nadien geen aanslagen meer zijn gepleegd. De Betuwelijn was voor de Wehrmacht van groot belang, over deze lijn werd veel munitie vervoerd. Munitie lossen De spoorwegstaking was al lang een feit. Maar over de Betuwelijn reden nog steeds Duitse treinen met munitie die op het station Arkel gelost moesten worden. Daarvoor hadden de Duitsers mensen nodig om de kisten te sjouwen. Telkens als er een trein aankwam werd er een Duitser het dorp ingestuurd om mensen op te pakken voor deze arbeid. Op een middag kwam ik samen met Jan van Dijk vanuit Nieuwland met een bomenhandspuit aanfietsen toen de vader van Jan ons tegemoet kwam fietsen en riep dat ze weer mensen aan het oppakken waren om munitie te lossen. “Geef mij de spuit maar en verstop je” zei hij. De vader van Jan was zelf te oud om gepakt te worden. Wij vlogen bij van Es de kolenboer de stoep af, sprongen over de sloot en renden door de Els naar de boomgaard aan de andere kant van de Els. De Els was een weiland achter de dijkhuizen op Schotdeuren, waar nu de nieuwbouwwijk is. Achter een paar struiken verstopten we ons. Plotseling hoorden we roepen: “Hee Bauer, Bauer mitkommen”. Dat bleek bestemd te zijn voor Kees den Besten die zijn tuin aan het spitten was. We hebben ons nog enige tijd verborgen gehouden, maar het gevaar was spoedig weer geweken. De Duitsers hadden weer voldoende mensen opgepakt om de klus te klaren. Op een andere middag kwam mijn vader plotseling achterom ons huis binnen en riep “weg snel, ze zoeken weer mensen om munitie te lossen”. Voor noodgevallen had mijn vader een prachtige schuilplaats op zolder gemaakt die zo goed als onvindbaar was. Wij doken beiden in de schuilplaats en even later kwam de mof de voordeur in en moest mannen hebben. Mijn moeder zei dat er niemand thuis was, maar hij wilde zelf kijken. Gelukkig vond hij niemand en al vloekend vertrok hij. Nog even blijven zitten zei mijn vader. Na een paar minuten hoorden we opnieuw de deur. Het bleek dat de mof niet was weggegaan maar alleen de deur open en dicht had gedaan en was blijven wachten. Toen hij niets hoorde is hij later toch maar weggegaan. Hij wist natuurlijk zeker dat mijn vader thuis was want hij had hem zelf achterom zien gaan. Radionieuws Omdat alle radiotoestellen verstopt waren en er ook geen stroom voorhanden was, had ik een kristalontvanger in elkaar geprutst. Zo’n ontvanger heeft geen stroom nodig en plukt de energie zo uit de lucht. Wel heb je daar een goede antenne en aarde voor nodig. Met een koptelefoon kan je dan de sterke radiozenders beluisteren. De ontvanger is niet erg selectief en soms hoor je wel een paar zenders tegelijk, maar het nieuws kon je er goed mee beluisteren. In de donkere oorlogsmaanden zonder stroom hoorde je dan ‘s avonds bij een walmend oliepitje het laatste oorlogsnieuws. De ontvanger was erg klein dus makkelijk te verstoppen voor de Duitsers. Toen ik de ontvanger voor het eerst beluisterde ging er een wereld voor me open. Diverse Amerikaanse soldatenzenders, de BBC en natuurlijk Radio Herrijzend Nederland. Muziek die wij al jaren niet meer gehoord hadden, omdat die niet gespeeld mocht worden van de moffen, klonk bevrijdend in mijn oren. Via deze ontvanger hoorden we ook op vrijdag 4 mei 1945 dat de Duitser gecapituleerd hadden en dat er de volgende dag gevlagd mocht worden. Ondanks de spertijd werd dit grote nieuws aan iedereen in het dorp doorgegeven. Koos den Besten
rk